verscheidene volkeren, o.a. voor een groot gedeelte de Japanners, voornamelijk van rijst leven. Het was dan ook een niet te onderschatten weldaad, door de Regeering aan de kolonie bewezen, de rijstkultuur in Gongo te bevorderen. Maar hierbij werd helaas een belangrijk onderdeel uit het oog verloren. Van de zoogenaamde rijsttafel vormt de rijst w'eliswaar het hoofdbestanddeel, maar het zijn de vele bijspijzen, en al de wijzigingen waaronder ze gebruikt worden, die het mogelijk maken, dat men eiken dag opnieuw en in voldoende hoeveelheid rijst kan nuttigen. Terwijl een Congoleesche rijstschotel, op de gebruikelijke wijze met oliepalmpitten voorbereid, een uitstekend gerecht is, zou men er nochtans moeilijk acht dagen achtereen zonder tegenzin van kunnen eten. Daarentegen ziet men niet alleen Inlanders, maar ook volbloed Europeanen, maanden lang eiken dag met hetzelfde genot hun Indische rijsttafel gebruiken.

Men mag ook de bijspijzen om hunne voedingswaarde niet te gering schatten. De porties die men er van gebruikt, alsook de verschillende soorten samen, zijn van dien aard dat men er vast op kan rekenen, dat ze ook een belangrijke hoeveelheid voedende bestanddeelen moeten bevatten.

Bij nadere beschouwing mag de vraag zelfs gesteld worden of het in sommige gevallen niet juist de rijst is, die als vehiculum dient van wat we ten onrechte bijspijzen noemen.

Het voedselvraagstuk heeft nog een anderen kant in Congo. Het is niet voldoende den lust tot eten bij den inboorling te ontwikkelen. Het noodige voedsel moet ook aanwezig zijn. Hier mag geen enkele van de talrijke factoren, die hun invloed doen gelden, verwaarloosd worden en de keus van de producten moet naar den aanleg van den neger geschieden. Als plantaardig voedsel zullen maniok en rijst met palmpitten nog lang het belaagrijkste bestanddeel uitmaken. Maar aardnoten (arachiden), op een bijzondere wijze gebakken, vallen bij de inboorlingen van Afrika, evenals overal elders, zeer in den smaak. En daar de negers deze gebakken aardnoten in niet te vermoeden hoeveelheden oppeuzelen, terwijl ze onderling aan het kibbelen zijn of van het eene dorp naar het andere slenteren, nemen ze, zonder dat ze zich daarvan bewust zijn, een zeer belangrijk en krachtig voedsel op. Het is hier dus zaak, evenals voor de maniok en de rijst, de talrijke wijzen van toebereiding van een op ziclizelf