3. Indien een of meer belanghebbenden onbekend zijn, of hun woonplaats niet aan de afdeling bekend is, kan de afdeling een onzijdig persoon benoemen om hen bij het rechtsherstel te vertegenwoordigen. Van deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

4. De afdeling kan eisen, dat belanghebbenden voor de voor haar bemoeiingen in rekening te brengen kosten een door haar te bepalen voorschot betalen.

Artikel 113è

1. De afdeling bevordert zoveel mogelijk het tot stand komen van regelingen tussen de belanghebbenden bij geschillen als bedoeld in lid 1 van artikel 113a.

2. Een regeling, als bedoeld in het vorige lid, bekrachtigd door de afdeling, heeft dezelfde kracht als een besluit van de Raad in de zin van artikel 18.

Artikel 113c

1. Indien naar het oordeel van de afdeling in een vóór 1 Juli 1948 te harer kennis gebracht geschil binnen redelijke termijn geen regeling tussen de belanghebbenden tot stand gebracht kan worden, maakt zij zelf een regeling, van welke zij bij aangetekend schrijven aan de belanghebbenden een afschrift toezendt.

2. Een regeling, als bedoeld in het vorige lid, is een besluit van de Raad in de zin van artikel 18. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Nederlandse Staatscourant op de door de Raad vast te stellen wijze. De termijn, bedoeld in artikel 18, lid 6, vangt aan met de dag, volgende op die, waarop van het besluit mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant.

3. Het besluit kan eerst worden ten uitvoer gelegd, nadat het onherroepelijk is geworden.

4. De afschriften, bedoeld in het eerste lid, zijn vrij van zegelrecht.

Artikel 113 d

1. Indien een geschil als bedoeld in lid 1 van artikel 113a eerst nk 30 Juni 1948 ter kennis van de afdeling is gebracht, is de afdeling bevoegd op daartoe gedaan verzoek zelf een regeling te maken, van welke bij aangetekend schrijven een afschrift wordt toegezonden aan hen, aan wie daarbij rechten worden verleend of verplichtingen worden opgelegd. Ten gevolge van zodanige regeling zullen alleen persoonlijke vorderingen tot schadevergoeding kunnen ontstaan. Aan hen, die na 30 Juni 1948 de onroerende zaak of een recht daarop onder bezwarende titel hebben verkregen, noch aan hun rechtsopvolgers, kunnen daarbij verplichtingen worden opgelegd.

2. Een regeling als bedoeld in het vorige lid is een besluit van de Raad in de zin van artikel 18.

3. Dit besluit kan eerst worden ten uitvoer gelegd, nadat het onherroepelijk is geworden.