Artikel 7

1. Na ontvangst van een kennisgeving, bedoeld in artikel 5, eerste lid, stelt de voogdijraad een onderzoek in naar het pleegkind en het gezin of de inrichting, waarin het wordt verzorgd en opgevoed.

2. Een onderzoek in het pleeggezin of de inrichting, waarin het kind wordt verzorgd en opgevoed, vindt niet plaats, tenzij er een redeĆ¼jk vermoeden bestaat, dat er in het pleeggezin of de inrichting misstanden heersen of dreigen te ontstaan.

Artikel 8

Het hoofd van het gezin of de inrichting, waarin het pleegkind wordt verzorgd en opgevoed, is verplicht op verzoek van de voogdijraad aan de raad of een ambtenaar van de voogdijraad alle door de raad verlangde inlichtingen over het pleegkind, het gezin of de inrichting te verstrekken en het pleegkind te tonen.

Artikel 9

1. Iedere ambtenaar van de voogdijraad is bevoegd binnen het ressort van die raad elke plaats, waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed, dat aldaar een pleegkind wordt verzorgd en opgevoed, te betreden. Zo nodig verschaft hij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

2. In een woning treedt hij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan voorzien van een bijzondere schriftelijke last, afgegeven door de kantonrechter of de burgemeester. Van deze bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt tussen zonsondergang en zonsopgang, noch op Zondagen en algemeen erkende feestdagen, tenzij de last bepaaldelijk inhoudt, dat de uitvoering daarvan te allen tijde kan plaats hebben.

3. Van het binnentreden van de woning en van de redenen, die daartoe hebben geleid, wordt door de ambtenaar van de voogdijraad een proces-verbaal opgemaakt, dat binnen tweemaal vier en twintig uren in afschrift ter kennis van de bewoner wordt gebracht.

Artikel 10

Tndien gebleken is, dat het belang van een pleegkind zulks bepaaldelijk vordert, kan de voogdijraad besluiten, dat het niet langer in het gezin of de inrichting, waarin het wordt verzorgd en opgevoed, zal mogen verblijven.

Artikel 11

Indien gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van een of meer pleegkinderen bestaat, tengevolge van ernstige nalatigheid in de naleving van de bepalingen dezer wet of de tot haar uitvoering gegeven voorschriften, dan wel tengevolge van de omstandigheid, dat het gezin of de inrichting niet of niet langer voldoet aan de ter uitvoering van deze wet gegeven voorschriften, kan de voogdijraad be-