lid. De in het eerste lid van artikel 14 bedoelde mededeling vermeldt deze bevoegdheid.

2. Gelijke bevoegdheid heeft het hoofd bij afwijzing van een verzoek tot intrekking van een besluit van de voogdijraad.

Artikel 16

1. De rechtbank beslist na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker, de voogdijraad en het hoofd van het gezin of de inrichting of hen, die het gezag, bedoeld in artikel 353 van het Burgerlijk Wetboek, over de minderjarigen uitoefenen, alsmede van hen, die het kind in het gezin of de inrichting hebben geplaatst.

2. De behandeling der zaak, waaraan de kinderrechter deelneemt, vindt plaats met gesloten deuren. De rechtbank kan om bijzondere redenen toegang tot de terechtzitting verlenen.

3. Op straffe van nietigheid wordt de met redenen omklede beschikking in het openbaar uitgesproken.

4. Tegen de beschikking der rechtbank staat generlei voorziening open, behoudens cassatie in het belang der wet.

5. Voor de toepassing van de artikelen 14, 15 en 16 is bevoegd de rechtbank van het arrondissement waarin het gezin is gevestigd of de inrichting is gelegen.

6. De voogdijraad deelt de beschikking der rechtbank onverwijld bij aangetekende brief aan burgemeester en wethouders mede.

Artikel 17

Artikel 461e van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

De voogdijraad is bevoegd om bij de uitoefening van zijn taak krachtens deze wet opdrachten te geven aan organen en personen, die werkzaam zijn op het gebied der kinderbescherming, der volksgezondheid of dergelijk gebied, en bereid zijn bij de uitvoering van deze wet medewerking te verlenen.

Strafbepalingen

Artikel 19

Het is verboden een pleegkind in een gezin of inrichting te verzorgen en op te voeden in strijd met een van kracht geworden besluit van de voogdijraad, genomen op grond van de artikelen 10, 11 of 12, tweede lid.

Artikel 20

1. Overtreding van de artikelen 5, 8, 19 of 23 wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden.

2. Niet strafbaar is de bestuurder, ondernemer of beheerder ener inrichting, van wie blijkt, dat hij de nodige maatregelen heeft genomen ter verzekering van de naleving der verplichtingen, voortvloeiende uit deze wet en de tot haar uitvoering gegeven voorschriften.