landbouwcredietbanken, die uit twee leden en twee plaatsvervangende leden bestaat. De leden en plaatsvervangende leden worden door Onze Minister van Financiën benoemd en ontslagen. De benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van een commissie van advies geschiedt uit een alphabetische voordracht van twee personen voor elke te vervullen plaats, opgemaakt door de betrokken representatieve organisatie of organisaties, bedoeld in het eerste lid.

5. De leden en plaatsvervangende leden van een commissie van advies hebben zitting gedurende drie achtereenvolgende jaren, met dien verstande dat van de voor de eerste maal benoemde leden en plaatsvervangende leden na een, twee en drie jaren telkens een lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid aftreedt volgens een daarvan bij loting op te maken rooster. De aftredenden zijn terstond opnieuw benoembaar. In geval een vacature ontstaat, benoemt Onze Minister van Financiën een nieuw lid, onderscheidenlijk nieuw plaatsvervangend lid uit een door de betrokken organisatie of organisaties opgemaakte alphabetische voordracht van twee personen. Het nieuw benoemde lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip, waarop zijn voorganger zou zijn afgetreden.

6. De algemene voorschriften kunnen uitsluitend inhouden:

a. bepalingen nopens de minimale omvang der liquide middelen in verhouding tot de toevertrouwde gelden of bepaalde onderdelen van die gelden;

b. bepalingen nopens de maximale omvang der credietuitzettingen of beleggingen in verhouding tot het eigen vermogen of in verhouding tot de toevertrouwde gelden of bepaalde onderdelen van die gelden;

c. het verbod of de beperking van het verlenen van bepaalde soorten of vormen van credieten of van credieten die een bepaalde omvang te boven gaan, dan wel het verbod van het verlenen van bepaalde soorten of vormen van credieten of van credieten die een bepaalde omvang te boven gaan zonder voorafgaande toestemming van de Bank:

d. het verbod of de beperking van het verrichten van bepaalde soorten of vormen van beleggingen of van beleggingen die een bepaalde omvang overtreffen, dan wel het verbod van het verrichten van bepaalde soorten of vormen van beleggingen of van beleggingen die een bepaalde omvang overtreffen zonder voorafgaande toestemming van de Bank.

7. Het vierde lid en het zesde tot en met het negende lid van artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Onze Minister van Financiën beslist, gelet op de strekking van een door de Bank aan Ons ter goedkeuring voorgelegd algemeen voorschrift, of dat voorschrift is gegeven krachtens artikel 10, dan wel krachtens artikel 11.