vallende gehuwde personen beneden die leeftijd een bijslag toegekend van f 4,50 per maand, indien en voor zoveel het salaris tezamen met de bijslag een bedrag van f312,50 per maand niet te boven gaat.

Artikel 3

1. Naast de in het vorige artikel bedoelde bijslag wordt aan de personen, bedoeld in artikel 1, een eerste en een tweede toeslag op het salaris toegekend.

2. De eerste toeslag bedraagt voor de personen, bedoeld in artikel 1 sub A, 5 % van het salaris.

3. Voor de personen, bedoeld in artikel 1 sub B, bedraagt de eerste toeslag:

a. voor personen van 23 jaar of ouder, dan wel gehuwde personen beneden 23 jaar, 10,25 % van de som van het salaris en de in artikel 2 bedoelde bijslag; b. voor ongehuwde 22-jarige personen 8,75 %; c. voor ongehuwde 21-jarige personen 7,25 %; d. voor ongehuwde 19- of 20-jarige personen 4 %; e. voor ongehuwde 17- of 18-jarige personen 3 %; ƒ. voor ongehuwde 15- of 16-jarige personen 2 % van het salaris.

4. De tweede toeslag bedraagt:

I. voor de in lid 2 bedoelde personen 5 % van de som van het salaris en de eerste toeslag, met een maximum van f 16,65 per maand;

II. voor de in lid 3 sub a bedoelde personen 5 % van de som van het salaris, de in artikel 2 bedoelde bijslag en de eerste toeslag, met een maximum van f 16,65 per maand;

III. voor ongehuwde 22-jarige personen 4 %; voor ongehuwde 21-jarige personen 3 %; voor ongehuwde 20-jarige personen 2 %; voor ongehuwde 19-jarige personen 1 %; van de som van het salaris en de eerste toeslag, met een maximum van f 16,65 per maand.

5. Voor mannelijke personen van 23 jaar of ouder bedraagt de eerste toeslag niet minder dan f 17,34 per maand en de tweede toeslag niet minder dan f 8,67 per maand.

Artikel 4

1. De bijslag en de toeslagen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, vormen tezamen één toelage.

2. Deze toelage dient voor de toepassing van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad No. 240) als aan de betrekking vast verbonden inkomst te worden aangemerkt.