De leden 2 en 3 worden gelezen als volgt:

2. Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken kunnen bepalen, dat dit besluit van toepassing is op ambtenaren, niet behorend tot de groepen van ambtenaren, bedoeld in het vorige lid.

3. Niet is ambtenaar in de zin van dit besluit, hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.

2. In artikel 3, sub I, vervalt in het gestelde onder b: „een en ander voorzover de echtgenote, echtgenoot of het kind, het stiefkind of het pleegkind geen betrekking bekleedt uit hoofde waarvan aanspraak kan worden gemaakt op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan;”.

Na het gestelde onder c wordt de volgende zin toegevoegd:

„Niet is gezinslid in de zin van dit besluit, de echtgenote, de echtgenoot, het kind, het stiefkind of het pleegkind, welke uit hoofde van een andere wettelijke bepaling aanspraak kunnen maken op een gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan.”

3. Artikel 10, eerste lid, wordt gelezen:

1. Op vergoedingen of tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, hebben de ambtenaar of een gezinslid of hun erfgenamen geen aanspraak indien:

a. zij uit andere hoofde recht kunnen doen gelden op geneeskundige verzorging;

b. zij met betrekking tot de kosten, voortvloeiende uit ziekte of ongeval, uit andere hoofde overeenkomstige aanspraken tegenover derden kunnen doen gelden;

In het tweede lid wordt na „bedoeld in het eerste lid” ingevoegd: „onder b".

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 Januari 1952.

Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken zijn ieder voorzoveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 4 Maart 1952.

JULIANA.

De Minister van Justitie,

H. MULDERIJE.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de elfde Maart 1952.

De Minister van Justitie,

H. MULDERIJE.