I. Artikel 2, vierde lid, vervalt;

II. Artikel 4, eerste lid, wordt gelezen als volgt:

„1. De gepensionneerde, die buiten het Rijk in Europa woonachtig is, is gehouden in het begin der eerste maand van elk kwartaal aan de Pensioenraad een bewijs van in-leven-zijn te zenden, waarin plaats, jaar en datum van geboorte zijn vermeld.

Indien de gepensionneerde desgevraagd heeft verklaard niet in een vreemd land te zijn genaturaliseerd, zich niet zonder toestemming van de Kroon in vreemde krijgsdienst te hebben begeven of een openbare bediening te hebben aangenomen, hem door een vreemde Regering opgedragen, en degene, die het bewijs opmaakt, geen reden heeft aan de waarheid van deze verklaring te twijfelen maakt deze voorts van een en ander in het bewijs melding.

Indien het bewijs van in-leven-zijn strekt tot ontvangst van weduwenpensioen of wezenpensioen, wordt daarin door degene, die het bewijs opmaakt, tevens verklaard of belanghebbende hertrouwd, onderscheidenlijk getrouwd is.

Degene, die in Suriname, in de Nederlandse Antillen of in Nieuw Guinea, woonachtig is, is gehouden een bewijs van in-leven-zijn in te zenden, hetwelk is opgemaakt en gelegaliseerd op de wijze, als in die Rijksdelen gebruikelijk is. Ten behoeve van degene, die in de Republiek Indonesië woonachtig is, wordt dat bewijs opgemaakt door de Hoge Commissaris van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië of door een ambtenaar bij het Hoge Commissariaat of bij de Commissariaten in Indonesië. Voor hem, die buiten de Rijksdelen en de Republiek Indonesië gevestigd is, wordt het bewijs opgemaakt, hetzij door een ter plaatse bevoegde buitenlandse autoriteit, hetzij door een Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar.

Is het bewijs van in-leven-zijn in eerste instantie afgegeven door:

a. een ter plaatse bevoegde buitenlandse autoriteit dan wordt de handtekening van die autoriteit gelegaliseerd, voor zoveel betreft pensioenen, waarvan het jaarlijks bedrag een som van f 600,— niet te boven gaat, door een hogere autoriteit in het land van afgifte en in alle andere gevallen door een Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar;

b. een Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar, dan wel de Hoge Commissaris van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië, een ambtenaar bij het Hoge Commissariaat of bij de Commissariaten in Indonesië, dan wordt diens handtekening, onafhankelijk van het jaarlijks pensioensbedrag van de rechthebbende, steeds gelegaliseerd door één der daartoe door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te ’s-Gravenhage.

Voor de in de voorafgaande alinea onder b. genoemde legalisatie wordt het bewijs van in-leven-zijn gezonden aan het voornoemde