STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

WET van 8 Maart 1952, houdende vaststelling van de begroting van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie voor het dienstjaar 1952.

Wij JULIANA, bit de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de begroting van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie bij de wet moet worden vastgesteld en dat de inrichting van die begroting moet geschieden met inachtneming van de bepalingen der Bedrijvenwet 1928 (Staatsblad N°. 249);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

De begroting van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie voor het dienstjaar 1952 wordt vastgesteld zoals deze is aangegeven op de bij deze wet behorende staat.

Artikel II

Op alle artikelen der lasten van afdeling I, behalve 8, 15 en 16, kan uit elk artikel worden af- en overgeschreven.

Voor de bedragen, geboekt in de rekening, bedoeld in artikel 17 der Bedrijvenwet ( Staatsblad 1928, No. 249), als lasten der exploitatie, onderscheidenlijk als kapitaalsuitgaven, genoemd in de artikelen 5, lid 1, sub / en j, en 6, lid 1, sub d en e, van genoemde wet, blijft bij het onderzoek der Algemene Rekenkamer het bepaalde in de laatste zinsnede van artikel 79, sub a, der Comptabiliteitswet 1927 (Staatsbod No. 259) buiten toepassing.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 51/52, 2300H; Hand. II 51/52, bladz. 687—689 en 716—717; Bijl. Hand. I 51/52, 2300H; Hand. I 51/52, bladz. 369.

Artikel I

Artikel III