2. De inhouding van spaarpremie blijft achterwege, indien de tijdelijke aanstelling is verleend voor korter dan drie maanden of indien de wedde per jaar minder bedraagt dan f 400.

3. De spaarpremie draagt rente van twee ten honderd over het jaar waarin zij is ingehouden en rente op rente van vier ten honderd over de volgende jaren.

De rente wordt op 31 December van ieder jaar bij het tegoed geschreven.

Artikelen 10a en 106 Na artikel 10 worden ingevoegd nieuwe artikelen 10a en 10 b luidende:

Artikel 10a

Uitkering van de spaarpremie 1. Het tegoed aan spaarpremie en rente wordt na het eindigen van de tijdelijke dienstbetrekking aan de betrokkene, bij diens overlijden aan zijn rechtverkrijgenden, uitgekeerd.

2. Boven het tegoed aan spaarpremie en rente wordt een bijslag toegekend ten bedrage van de helft van het tegoed, voor zover het betrekking heeft op de tijd gedurende welke de Invaliditeitswet op de betrokkene van toepassing was en een bijslag gelijk aan het tegoed, voorzover het betrekking heeft op de tijd gedurende welke de Invaliditeitswet niet op de betrokkene van toepassing was.

3. De bijslag wordt niet toegekend:

a. bij ontslag op eigen verzoek indien de betrokkene op het tijdstip van ontslag een diensttijd heeft vervuld van minder dan vijf jaren zonder onderbrekingen van langer dan twee maanden aan Rijks- of ingevolge de Nijverheidsonderwijswet gesubsidieerde gemeentelijke of bijzondere scholen of cursussen bedoeld in artikel 11 van die wet;

b. bij ontslag bij wijze van disciplinaire straf.

4. Behoudens bij overlijden wordt het tegoed niet eerder uitgekeerd dan een maand na de datum van het eindigen van de tijdelijke dienstbetrekking. Indien de betrokkene binnen deze periode in tijdelijke dienst wordt aangesteld bij een andere Rijks- of ingevolge de Nijverheidsonderwijswet gesubsidieerde gemeentelijke of bijzondere school of cursus, bedoeld in artikel 11 van die wet, wordt het tegoed niet uitgekeerd doch gevoegd bij het tegoed in de nieuwe betrekking en wordt geen bijslag toegekend.

Artikel 106

Aanwending van de spaarpremie bij het verkrygen van pensioenrechten 1. Indien de betrokkene de hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) verkrijgt, wordt, zo hij daartoe het verzoek doet, het tegoed aan spaarpremie en rente niet aan hem uitgekeerd, doch gebruikt voor betaling van het verhaalbare gedeelte van de wegens inkoop van diensttijd verschuldigde som. In dat geval wordt het tegoed, voor zover het betrekking heeft op de tijd die voor pensioen wordt ingekocht, vermeerderd met een bijslag gelijk aan het tegoed.