STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

No. 191

WET van 23 April 1952, houdende bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het fiscale noodrecht door een meer beperkte wettelijke regeling te vervangen en in aansluiting daaraan meer eenheid te brengen in de fiscale strafbepalingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I b

Verstrekken van inlichtingen

Artikel 1

Deze wet verstaat onder:

a. de inspecteur: iedere inspecteur en iedere door of vanwege Onze Minister van Financiƫn aangewezen andere ambtenaar van s Rijks belastingdienst;

b. Rijksbelasting: elke door het Rijk geheven belasting, met uitzondering van de invoerrechten en de accijnzen, de bijzondere wijnbelasting en de belasting der gouden en zilveren werken.

Artikel 2

(1) Een ieder is gehouden aan de inspecteur:

a. de door deze gevorderde gegevens en inlichtingen te verstrekken welke van belang kunnen zijn voor de heffing te zijnen aanzien Van enige Rijksbelasting;

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

BUI. Hand. II 50/51, 1957;

Bijl. Hand. II 51/52, 1957; Hand. II 51/52, bladz. 1864 t/m 1871, t/m 1943;

Bijl. Hand. I 51/52, 1957, Hand. I 51/52, bladz. 663.