STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

No. 244

BESLUIT van 7 Mei 1952, houdende wijziging van het Financiële Verhoudingsbesluit 1948.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken van 6 Maart 1952, Generale Thesaurie, Dienst der Rijksbegroting, Afdeling Financiën Publiekrechtelijke Lichamen, No. 230;

Gelet op de wet van 24 Januari 1952, Staatsblad no. 39, houdende voorzieningen ten aanzien van de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten, onder meer tot wijziging van de wet van 15 Juli 1929, Staatsblad No. 388, sedert gewijzigd, houdende herziening van de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten en wijziging van enige bepalingen der Provinciale Wet en der gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 26 Februari/22 Maart 1952, No. 25);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 7 April 1952/29 April 1952, Generale Thesaurie, Dienst der Rijksbegroting, Afdeling Financiën Publiekrechtelijke Lichamen, No. 204 en Afdeling Financiën (Binnenlands Bestuur) No. 6354;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

In het „Financiële Verhoudingsbesluit 1948” worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

(1) In artikel 1 vervalt de bepaling „jaarwedde-uitkering: de uitkering volgens artikel 2, letter a der wet;”

(2) In artikel 2, eerste lid, wordt het woord „opgaven” vervangen door: opgaaf.

B

Hoofdstuk II vervalt.

C

(1) In artikel 11, eerste lid, worden de woorden „ongeacht de eventuele vermindering overeenkomstig hoofdstuk VI” vervangen