hebben, indien zij op dezelfde voet aan een in dezelfde gemeente gevestigde Rijkskweekschool waren verbonden.

2. De vergoeding strekt zich uit over ten hoogste het aantal lessen, dat aan de Rijkskweekscholen volgens het in artikel 7, derde lid, bedoeld algemeen leerplan wordt gegeven, vermeerderd met ten hoogste zoveel wekelijkse lessen voor het godsdienstonderwijs als tweemaal het aantal klassen der kweekschool bedraagt. Ten aanzien van de kweekscholen, welke uitsluitend door mannelijke leerlingen worden bezocht, blijven de lessen, welke aan de Rijkskweekscholen in het vak nuttige handwerken worden gegeven, buiten aanmerking.

3. In de vergoeding kan mede worden opgenomen de bezoldiging van leraren, die zijn belast met het onderwijs in andere dan de in artikel 7 genoemde vakken, indien en voor zover deze met toestemming van Onze Minister aan het leerplan zijn toegevoegd.

4. De in parallelklassen gegeven lessen komen voor vergoeding in aanmerking, indien die klassen zijn gevormd met inachtneming van de voorschriften, gegeven in de in artikel 9 genoemde algemene maatregel van bestuur. In deze algemene maatregel van bestuur kunnen tevens bepalingen worden opgenomen omtrent het voorkomen van financieel nadeel voor het Rijk door de wijze, waarop de lessen over de leraren zijn verdeeld.

5. De bezoldiging van het personeel, dat wordt aangesteld ter tijdelijke vervanging van de leraren, wier bezoldiging onder de in dit artikel bedoelde vergoeding is begrepen, komt niet ten laste van het Rijk, tenzij Onze Minister die aanstelling heeft goedgekeurd. Die goedkeuring wordt, behalve wegens buitengewone omstandigheden, niet verleend, indien de vervanging korter dan een maand heeft geduurd.

6. Niet worden vergoed:

a. het salaris en de toelagen van de directeur en van de leraren, die zonder de toestemming van Onze Minister ambten of bedieningen bekleden, tenzij deze van kerkelijke of daarmede gelijk te stellen aard zijn;

b. het salaris en de toelagen van de directeur en van de leraren, die de leeftijd hebben overschreden, welke is vastgesteld voor het ontslag van de directeuren en leraren van de Rijkskweekscholen, tenzij door Onze Minister dispensatie is verleend.

Artikel 26

1. De vergoeding, welke strekt ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 24, onder b, bedraagt zoveel ten honderd van de door het schoolbestuur ter zake gemaakte kosten, als de drie ten honderd rente gevende Nationale Schuld op de eerste beursdag van het jaar, waarin die kosten zijn gemaakt, voor de verkrijger afwerpt, vermeerderd met een half ten honderd, met dien verstande, dat daarbij buiten beschouwing blijven uitgaven, waarvan Onze Minister bij de goed-