0. het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de brandweer;”.

d. Artikel 209, onder p, wordt gelezen:

„het benoemen en ontslaan der ambtenaren en bedienden bij de plaatselijke secretarie;”.

B.

Met betrekking tot het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, alsmede het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand gelden de volgende aanvullende regelen.

Artikel 1

1. De gemeenteraad stelt algemene regelen vast betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer. 2. Gedeputeerde Staten kunnen van de in het voorgaande lid omschreven verplichting vrijstelling verlenen.

3. De bésluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van de in het eerste lid bedoelde regelen zijn onderworpen aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, aan wie zij binnen een week na de vaststelling worden toegezonden. De artikelen 230, 231, 232, 235 en 236 van de gemeentewet zijn te deze van toepassing. De artikelen 198, 200, 201 en 202 van die wet blijven buiten toepassing.

Artikel 2

1. Indien binnen drie jaar na het inwerkingtreden van deze wet geen besluiten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, tot stand zijn gekomen, nodigen Gedeputeerde Staten burgemeester en wethouders uit zodanige besluiten te ontwerpen en binnen een bepaalde termijn bij hen in te zenden.

2. Na ontvangst van het ontwerp stellen Gedeputeerde Staten zodanige besluiten vast, als zij tot uitvoering van de bepalingen van deze wet nodig achten.

3. Wordt door burgemeester en wethouders binnen de bepaalde termijn geen ontwerp ingediend, dan gaan Gedeputeerde Staten zelfstandig tot vaststelling van de besluiten over.

4. De besluiten, door Gedeputeerde Staten ingevolge het tweede en derde lid vastgesteld, zijn aan Onze goedkeuring onderworpen.

5. Bij de toezending van de vastgestelde en door Ons goedgekeurde besluiten leggen Gedeputeerde Staten aan de gemeenteraad over het ontwerp van burgemeester en wethouders, indien dit binnen de gestelde termijn is ingekomen.

6. De gemeenteraad is bevoegd de door Gedeputeerde Staten vastgestelde besluiten aan te vullen, te wijzigen of in te trekken. De bepalingen van artikel 1, derde lid, zijn daarbij van toepassing.

7. Zijn Gedeputeerde Staten van oordeel, dat aanvulling, wijziging of intrekking van besluiten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, nood-