Artikel 23

Voor zover een nood wachter, die verplicht verzekerd is ingevolge de Invaliditeitswet, tengevolge van werkelijke dienst over volle weken met zijn gewone werk verricht, wordt premie door degene, onder wiens gezag hij krachtens titel I staat, betaald naar de vijfde loonklasse, mits de verzekerde onmiddellijk voor de aanvang van die werkelijke dienst niet bevoegd was de vervallenverklaring, bedoeld in artikel 55 van de Invaliditeitswet, af te leggen.

Artikel 24

Voor de toepassing der Werkloosheidswet wordt de noodwachter, zolang hij in werkelijke dienst is, gelijkgesteld met een werknemer, die zich als militair in werkelijke dienst begeeft, anders dan om de krijgsdienst bij wijze van beroep te vervullen.

Artikel 25

Op de beloning en de uitkering bij derving van loon of inkomsten, bedoeld in artikel 14, onder b en d, wordt de uitkering, welke de noodwachter als zodanig krachtens de Ziektewet of de Ongevallenwet 1921 ontvangt, in mindering gebracht.

Artikel 26

1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan voor het geval de bescherming van de bevolking geheel of ten dele in staat van paraatheid is gebracht aan noodwachters of aan groepen van noodwachters volgens regelen, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen, tegenover het Rijk recht toekennen op genees- en heelkundige behandeling of vergoeding daarvoor. Ten aanzien van deze noodwachters vervalt alsdan de verzekeringsplicht ingevolge het Ziekenfondsenbesluit, voor zover deze voortvloeit uit artikel 17.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat aan de noodwachters het in het eerste lid bedoelde recht ook wordt verleend over de tijd, dat zij niet in werkelijke dienst zijn.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat het in het eerste lid bedoelde recht kan worden toegekend aan de gezinsleden van de noodwachters of groepen van noodwachters. Deze algemene maatregel van bestuur regelt alsdan wie als gezinsleden in de zin van dit artikel worden beschouwd.

4. De genees- en heelkundige behandeling of de vergoeding daarvoor, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend, indien en voor zoverre:

a. de noodwachter aanspraak heeft op genees- en heelkundige behandeling op grond van of op de voet van de Ongevallenwet 1921, b. van overheidswege uit andere hoofde dan krachtens het eerste lid zorg wordt gedragen voor genees- en heelkundige behandeling;