boek van Strafvordering, belast de door of vanwege een van Onze Ministers daartoe aangewezen personen.

2. Ten aanzien van de opsporingsambtenaren is het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

1. De opsporingsambtenaren, bedoeld in het vorige artikel, hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen, voorzover zij betreding daarvan voor een goede vervulling van hun taak nodig oordelen. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

2. Is een zodanige plaats een woning, dan treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen, dan vergezeld van een hulpofficier van justitie, dan wel voorzien van een algemene of bijzondere schriftelijke last van de procureur-generaal bij het gerechtshof of van de officier van justitie of van een bijzondere schriftelijke last van een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk binnen tweemaal vier en twintig uren wordt ingeleverd bij degene, die de last verstrekte, en in afschrift medegedeeld aan degene, wiens woning is binnengetreden.

3. Ten aanzien van de opsporingsambtenaren, bedoeld in het vorige artikel en de personen bedoeld in de vorige leden is het bepaalde in artikel 7, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

1. Hij die opzettelijk de in artikel 7, zesde lid, en in artikel 12, derde lid, opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

2. Hij aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

3. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klacht van hem, te wiens aanzien de geheimhouding geschonden is.

4. Deze feiten zijn misdrijven.

Artikel 14

De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voorzover zij onverenigbaar zijn met maatregelen, ten behoeve van de militaire verdediging genomen krachtens:

de Wet van 14 September 1866, Stb. 138 (Inkwartieringswet); de Wet van 23 Mei 1899, Stb. 128 (Wet op de staat van oorlog en de staat van beleg); de Wet van 15 April 1896, Stb. 71 (Wet militaire inundatiƫn); de Wet van 12 December 1853, Stb. 128 (Kringenwet); de Onteigeningswet; de Telegraaf- en Telefoonwet 1904, Stb. 7;