ontslag te verlenen, dan kan worden gesteld, dat in afwijking van dit advies ontslag als ambtenaar van de burgerlijke stand is verleend, weshalve de appellant in zijn beroep, voor zover betrekking hebbende op laatstgenoemde maatregel, ontvankelijk is. Tegen vernietiging van de maatregel van ontslag als ambtenaar van de burgerlijke stand heb ik, waar dit een onbelangrijke nevenfunctie is, geen overwegend bezwaar. Ik ben dan ook bereid, daaraan mijn medewerking te verlenen.

Ik zal het op prijs stellen, indien Uw Afdeling haar advies in het licht van het vorenstaande nader wil overwegen.

De betreffende stukken voeg ik weder hierbij.”

Deze uiteenzetting heeft de Afdeling voor de Geschillen van Bestuur geen aanleiding gegeven haar standpunt in deze te herzien. In een nader rapport van 21 Mei 1952, No. 284/1/144, merkte de Afdeling terzake het volgende op:

„Krachtens verleende machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken met een schrijven van 9 Mei 1952, No. Z 18983, afdeling Binnenlands Bestuur, bureau Zuivering, bij de Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur, opnieuw ter overweging aanhangig gemaakt het beroep, ingesteld door J. Hooy te Krommenie, tegen de beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 24 Juli 1946, No. Z 6687, afdeling Binnenlands Bestuur, bureau Zuivering, waarbij hem met ingang van 24 Juli 1946 eervol ontslag werd verleend, als bedoeld dn artikel 1, sub a, van het Koninklijk Besluit van 10 October 1945, Stb. F 221, uit zijn functie van secretaris en ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Krommenie, met toekenning van wachtgeld.

De Minister voert in dit schrijven aan, dat hij zich met het advies van de Afdeling, bij schrijven van 26 Maart 1952, No. 284/1, eerbiedig aan Uwe Majesteit aangeboden, ten aanzien van de ontvankelijkheid van J. Hooy niet kan verenigen. Naar de mening van de Minister staan het ontslag als secretaris en het ontslag als ambtenaar van de burgerlijke stand als zelfstandige maatregelen naast elkaar, waaraan niet afdoet, dat zij bij dezelfde beschikking zijn verleend.

De Afdeling betreurt het, dat zij de zienswijze van de Minister niet kan delen. De wijze, waarop de Minister een besluit, dat een eenheid vormt, splitst in twee gedeelten, één deel, waartegen wel, en één deel, waartegen niet beroep zou openstaan, acht de Afdeling juridisch bepaald ontoelaatbaar. Afgezien nog van het feit, dat in kleinere gemeenten de combinatie gemeente-secretaris-ambtenaar van de burgerlijke stand geenszins ongebruikelijk is, dwingt voorts in het bijzonder de omstandigheid, dat in één beschikking aan J. Hooy, secretaris en ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Krommenie, ontslag is verleend, naar het oordeel van de Afdeling er toe het ontslag als een eenheid te beschouwen.