voor zoveel 70 ten honderd daarvan meer bedraagt dan zijn militaire beloning.

2. Ongehuwde enige kostwinners worden voor de toepassing van het eerste lid gelijk gesteld met gehuwden.

Onze Minister, Hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur, beslist of een ongehuwde als enig kostwinner wordt beschouwd.

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de militaire beloning verminderd met een eventuele aftrek wegens genot van voeding en huisvesting.

4. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën stellen bij gemeenschappelijke beschikking vast hetgeen: voor de toepassing van dit artikel onder militaire beloning wordt verstaan.

Artikel 17.

1. Het bepaalde in artikel 16 is eerst van toepassing nadat de arbeider als militair een werkelijke dienst van twaalf maanden of, indien hij een eerste oefening van kortere duur had te vervullen, de eerste oefening heeft volbracht.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:

a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in werkelijke dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe zij behoren of naar hun 1 leeftijd gerekend kunnen worden te behoren; <

b. ten aanzien van categorieën van arbeiders op wie het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van overeenkomstige toepassing is verklaard, indien en voor zover Wij zulks hebben verklaard.

3. Indien de arbeider bij opkomst in militaire dienst voldoet aan de voorwaarde gesteld in het eerste lid, geniet hij in afwijking van het bepaalde in artikel 16 gedurende veertien dagen na zijn opkomst het volle aan zijn betrekking verbonden loon.

Artikel 18.

1. De arbeider, die voor een herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet gedurende veertien dagen na zijn opkomst het volle aan zijn betrekking verbonden loon. Daarna wordt de militaire beloning in mindering gebracht op het aan zijn betrekking verbonden loon.

Het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van artikel 16 is van toepassing.

2. Voor zoveel nodig bepaalt Onze Minister van Marine voor de zeemacht en Onze Minister van Oorlog voor de landmacht, welke dienst als herhalingsoefening wordt beschouwd.

3. Voor de toepassing of voortgezette toepassing van het eerste lid worden met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in de Dienstplichtwet, in de wet voor de Koninklijke Marine-reserve