2. boekhouden:
vaardigheid in het voeren van een eenvoudige administratie volgens de methode van het z.g. uitgebreid enkel boekhouden;
3. rekenen:
vaardigheid in het maken van eenvoudige berekeningen, welke bij de financiering en het beheer van een middenstandsonderneming voorkomen, te weten:
a. hoofdbewerkingen, percent- en interestberekeningen; b. berekeningen in de goederenhandel; c. kostprijs- en rentabiliteitsberekeningen;
4. handelskennis:
a. enige kennis omtrent de organisatie van de handel in het algemeen, alsmede omtrent de gebruiken bij het inkopen en het verkopen van goederen en bij het verlenen van diensten;
b. kennis van het binnenlandse betalingsverkeer;
c. enige kennis omtrent het bank- en het credietwezen, in het bijzonder omtrent het middenstandsbankwezen in Nederland en de verschillende mogelijkheden van credietverlening aan de Nederlandse middenstand;
d. kennis van het binnenlandse transport- en verkeerswezen; e. kennis van het verzekeringswezen, voor zover voor een middenstandsonderneming van belang; ƒ. kennis van de organisaties, vertegenwoordigende lichamen en instellingen op het gebied van detailhandel en ambacht;
5. rechts- en wetskennis:
a. enige kennis omtrent het wezen der overeenkomst in het algemeen en omtrent de meest voorkomende overeenkomsten in het bijzonder;
b. enige kennis omtrent de vennootschapsvormen en omtrent het wezen van coöperatieve en andere verenigingen; c. enige kennis omtrent het eigendomsrecht en omtrent pand, hypotheek, preferentie en het recht van terugvordering; d. enige kennis omtrent de wettelijke bepalingen inzake faillissement en surséance van betaling en omtrent de verschillende soorten van handelspapier; e. enige kennis omtrent de voor de middenstandsondernemer van belang zijnde bepalingen in belastingwetten; ƒ. enige kennis omtrent de voornaamste sociale wettelijke maatregelen, welke voor de middenstandsondernemer van betekenis zijn; g. kennis van de wettelijke maatregelen, welke meer in het bijzonder betrekking hebben op de détailhandel en het ambacht;