STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

WET van 23 October 1952, houdende naturalisatie van Rosalia Bernbacher en 19 anderen.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding is tot naturalisatie van Rosalia Bernbacher en 19 anderen, die aan Ons een verzoek daartoe hebben gedaan, met overlegging -— wat betreft de in de artikelen 2 en 3 genoemden voor zoveel doenlijk —- van de bewijsstukken, bedoeld in artikel 3 der wet van 12 December 1892 (Stb. 268) op het Nederlanderschap en het ingezetenschap, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 December 1951 (Stb. 593);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De hoedanigheid van Nederlander wordt bij deze verleend aan:

1°. Rosalia Bernbacher, geboren te Wenen (Oostenrijk) 9 Juli 1889, pensionhoudster, wonende te ’s-Gravenhage, provincie Zuidholland; 2°. Eugene Johannes Chaffart, geboren te Vlissingen (Zeeland) 18 Juli 1897, hofmeester grote vaart, wonende te Oost- en WestSouburg, provincie Zeeland; 3°. Karl Chocholka, geboren te Wenen (Oostenrijk) 6 September 1892, bontwerker, wonende te Amsterdam, provincie Noordholland; 4°. Georg Friinkel, geboren te Greiz (Duitsland) 19 Mei 1886, rechtskundig adviseur, wonende te Amsterdam, provincie Noordholland; 5°. Elisabeth Rosé Galestin, weduwe van Scon Topouzian, geboren te Djakarta (Indonesië) 20 December 1903, zonder beroep, wonende te Djakarta (Indonesië);

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 51/52, 2549; Bijl. Hand. II 52/53, 2549; Hand. II 52/53, bladz. 2007; Bijl. Hand. I 52/53, 2549; Hand. I 52/53, bladz. 2003—2004.