4. Het verbod tot het verrichten van dienst houdt tevens in het verbod tot het betreden van dienstlokalen en dienstterreinen.

Artikel 74

1. Aan de noodwachter kan door het bevoegd gezag de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of -terreinen dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.

2. Hij is verplicht zich te gedragen naar de maatregelen van orde, die ten aanzien van het verblijf aldaar zijn vastgesteld.

Artikel 75

1. De noodwachter is verplicht de dienstkleding en de onderscheidingstekenen te dragen, indien en voor zover dit voor hem voorgeschreven is.

2. Het dragen van dienstkleding buiten werkelijke dienst is verboden, behalve bij de opkomst in of het verlaten van die dienst.

Artikel 76

1. Aan de noodwachter kan wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting een blijk van waardering worden gegeven.

2. De blijken van waardering bestaan uit: a. tevredenheidsbetuiging; b. extra verlof; c. bijzondere gratificatie.

HOOFDSTUK XV Slotbepaling

Artikel 77

Dit besluit, hetwelk kan worden aangehaald als „Rechtstoestandsregeling noodwachters”, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 25 November 1952. De Minister van Binnenlandse Zaken,

JULIANA.

BEEL.

Uitgegeven de acht en twintigste November 1952.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.