3. Het vergelijkingsbedrag is gelijk aan de som van de inkomsten, welke de noodwachter uit hoofde van zijn beroep of bedrijf zou hebben genoten over het laatste jaar voorafgaande aan zijn ontslag of overlijden, indien hij gedurende dat jaar zijn beroep of bedrijf zou hebben uitgeoefend, met dien verstande, dat bij de vaststelling van deze som geen rekening wordt gehouden met de inkomsten, genoemd in artikel 41, vierde lid, der Wet op de noodwachten en evenmin met de mogelijkheid van bevordering, grotere vakbekwaamheid, uitbreiding van het bedrijf of anderszins en dat, voorzover de inkomsten uit arbeid worden verkregen, deze niet meer mogen bedragen dan de lonen, zoals zij door het College van Rijksbemiddelaars zijn vastgesteld.

4. De belanghebbenden, alsmede de hoofden van de inspecties der belastingen verstrekken aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken alle gegevens, welke hij voor de toepassing van de vorige leden nodig heeft.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 25 November 1952. De Minister van Binnenlandse Zaken,

JULIANA.

BEEL.

Uitgegeven de acht en twintigste November 1952.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.