4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kunnen aan boord van passagiersschepen en fabrieksschepen bij de walvisvangst, met inachtneming van het bepaalde in artikel 62, de reddingboten boven elkander dan wel in elkander zijn geplaatst.

Indien de boten vóór het te water laten moeten worden gelicht, is het in elkander plaatsen echter uitsluitend geoorloofd, indien voldoende krachtwerktuigen voor dat lichten aanwezig zijn.

5. Wanneer een boot onder een andere boot is geplaatst, moeten goedgekeurde verplaatsbare steunen of andere inrichtingen zijn aangebracht, welke beschadiging van de onderste boot voorkomen.

6. Boten mogen op meer dan één dek zijn geplaatst op voorwaarde, dat doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen, dat op een lager dek geplaatste boten onklaar raken door het te water brengen van boten, welke op een hoger gelegen dek zijn geplaatst.

Artikel 64

Inrichtingen voor het te water brengen van boten 1. Boten aan boord van schepen van minder dan 200 ton, geen passagiersschepen zijnde, moeten onbemand gemakkelijk, vlug en doeltreffend te water kunnen worden gebracht. Schepen, geen passagiersschepen zijnde, van 200 ton en meer moeten voorzien zijn van inrichtingen, waarmede de boten onbemand onder normale omstandigheden door ten hoogste 4 man gemakkelijk, vlug en doeltreffend buitenboord en te water kunnen worden gebracht.

2. Davits moeten op zodanige wijze op één of meer dekken worden opgesteld, dat de daaronder geplaatste boten veilig kunnen worden gestreken zonder hinderlijk te zijn voor de behandeling van andere davits.

De constructie moet voldoen aan de in bijlage XI gegeven voorschriften.

3. Aan boord van passagiersschepen en van schepen, geen passagiersschepen zijnde, van 500 ton en meer, moeten staaldraadlopers met werktuiglijke inrichtingen om de boten te vieren en op te halen worden gebezigd. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan het gebruik van manilla-takels met of zonder lieren toestaan, indien hij daartoe aanleiding vindt.

4. Indien meer dan één reddingboot door hetzelfde stel davits wordt bediend, moeten de lieren voor de lopers, indien deze door krachtwerktuigen worden gedreven, tevens op doelmatige wijze met de hand bewogen kunnen worden, terwijl afzonderlijke takels voor elke reddingboot aanwezig moeten zijn, indien manilla-lopers worden gebezigd.

De inrichtingen moeten het snel en in volgorde te water vieren van de boten verzekeren.

5. Takels, blokken en inrichtingen moeten voldoen aan de i n bijlage XI gegeven voorschriften.