soorten, welke gemakkelijk overgaan, worden geladen, moeten zo nodig gevelingen zijn aangebracht.

Artikel 98

1. Bij het laden van gestort graan of zaad, waaronder rijst en peulvruchten zijn begrepen, moet zijn gezorgd, dat de buikdenning dicht is, opdat geen graan of zaad in de vulling kan komen, waardoor de pompen verstopt kunnen geraken. Graan en zaad Gemakkelük overgaande lading

2. Elke met gestort graan of zaad geheel te beladen ruimte moet van deugdelijk gebouwde „feeders” zijn voorzien. De inhoud van de „feeders” dient tussen 2,5 percent en 8 percent te zijn van de inhoud der ruimte, waarop zij staan.

3. Elke ruimte, bestemd om geheel met gestort graan of zaad beladen te worden, moet van een graandicht langsschot of geveling van voldende sterkte zijn voorzien. Dit schot of deze geveling moet in tussendekken van dek tot dek doorlopen. In de onderruimen moet zulk een geveling doorlopen van de onderkant van het dek naar beneden over een afstand van ten minste een derde van de holte van bet ruim, doch niet minder dan 2,44 meter.

Graanschotten of gevelingen moeten steeds tot aan de bovenkant van de „feeders” doorlopen en van vulstukken tussen de dekbalken zijn voorzien. Aan boord van schepen met een breedte van minder dan 6,50 meter kunnen die schotten of gevelingen ook worden weggelaten, indien de schepen van luikhoofden van voldoende inhoud zijn voorzien, zodat deze als „feeders” dienst kunnen doen.

4. In elke ruimte, die gedeeltelijk met gestort graan of zaad is gevuld, moet de lading vlak worden getremd en zeevast worden gestuwd met graan of zaad in zakken of andere geschikte lading tot een hoogte van ten minste 1,22 meter boven de bovenkant van de gestorte lading. De gestorte lading moet vooraf met een vloer van Planken zijn bedekt. Bovendien moet in dit geval een Iangsscheepsschot aanwezig zijn of een gevelingschot worden aangebracht in het vlak van kiel en stevens, dat reikt van de buikdenning of van het bek tot ten minste 0,61 meter boven het gestorte graan.

Het graanschot of de geveling mag worden weggelaten, indien de hoeveelheid graan of zaad niet meer dan een derde van de inhoud van het ruim inneemt. Indien door het ruim een astunnel loopt, mag bet schot of de geveling worden weggelaten als de hoeveelheid graan Dlet meer dan de helft van de inhoud van dat ruim inneemt.

5. i n het tussendek van een schip met twee dekken en in het bovenste tussendek van een schip met meer dekken mogen van panen alleen haver, lichte gesst en katoenzaad gestort worden geladen, behoudens in „feeders” staande op de daaronder gelegen r uimte.

6- In een tussendek van een schip met twee dekken en in het bovenste tussendek van een schip met meer dekken mag gestort graan vervoerd worden in één of meer in het bijzonder daarvoor