> Artikel 60

Aftrek voor overmaat van zeeg 1. Voor gladdekschepcn en voor schepen, waar een gesloten bovenbouw ten minste 0,1 L vóór en 0,1 L achter het midden der lengte van het schip bedekt, wordt de wijziging voor een overmaat van zeeg (artikel 158) van het vrijboord afgetrokken. Voor scheper! met onderbroken bovenbouw, waar geen gesloten bovenbouw het midden van het schip bedekt, wordt niets van het vrijboord afgetrokken. Indien een gesloten bovenbouw minder dan 0,1 L vóór en 0,1 L achter het midden der lengte van het schip bedekt, wordt de aftrek door interpolatie bepaald.

2. De grootst toegelaten aftrek voor een overmaat van zeeg is 38 millimeter bij een scheepslengte van 30,50 meter en neemt toe in reden van 38 millimeter voor elke vermeerdering van 30,50 meter in lengte van het schip.

J. Dekrondte

Artikel 61

Standaarddekrondte De standaarddekrondte van het vrijboorddek is een vijftigste van de scheepsbreedte.

Artikel 62

Wijziging voor dekrondte 1. Indien de dekrondte van het vrijboorddek groter of kleiner is dan de standaard, wordt het minimum vrijboord onderscheidenlijk verkleind of vergroot met een vierde gedeelte van het verschil tussen de werkelijke en de standaarddekrondte, vermenigvuldigd met de breuk, die aangeeft, welk gedeelte van de lengte van het vrijboorddek niet door een gesloten bovenbouw is bedekt.

2. Tweemaal de standaarddekrondte is het maximum, waarvoor aftrek wordt toegestaan.

K. Minimum vrijboord

Artikel 63

Zomerminimumvrij boord 1. Het minimum vrijboord in de zomer is het minimum vrijboord, dat uit de tabellen voor het minimum vrijboord na wijziging wegens afwijkingen van de standaardgrootheden en na aftrek voor bovenbouw is afgeleid.

2. Het minimum vrijboord in de zomer in zout water mag niet minder dan 5 centimeter bedragen.

Artikel 64

Tropenminimum» vrij boord 1. Het minimum vrijboord in het tropisch vaargebied is het vrijboord, dat wordt verkregen door van het minimum vrijboord in de