STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

65

WET van 19 Februari 1953 tot vaststelling van voorschriften ter bescherming van schuldenaren en met betrekking tot de burgerlijke en strafrechtspleging, alsmede het administratieve recht, in verband met de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, voorschriften vast te stellen ter bescherming van schuldenaren en met betrekking tot de burgerlijke en strafrechtspleging, alsmede het administratieve recht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. 1. De rechter kan een schuldenaar, die tengevolge van de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, niet tijdig aan zijn vóór die datum ontstane verplichtingen van burgerrechtelijke aard kan voldoen, een of meermalen een uitstel van telkens ten hoogste zes maanden verlenen, indien zulks redelijkerwijze van de schuldeiser kan worden verlangd.

2. De rechter kan het uitstel ook voor een gedeelte van de verplichting verlenen.

3. Indien de schuldenaar reeds in verzuim is, kan het uitstel met terugwerkende kracht worden verleend.

4. Het uitstel wordt niet verleend, indien en voorzover blijkt, dat de verplichting tussen partijen niet vaststaat. Is de verplichting bij rechterlijk gewijsde vastgesteld, dan kan het uitstel worden verleend.

5. De schuldenaar kan zich, bij gebreke van overeenstemming met de schuldeiser, bij eenvoudig request tot de bevoegde rechter wenden.

6- Indien de bevoegde rechter geen zitting houdt of niet bereikbaar is, kan de schuldenaar zich wenden tot de rechter Van zijn werkelijk verblijf.

7- De rechter kan over het uitstel een voorlopige beslissing geven. Een definitieve beslissing geeft hij niet dan nadat de schuldeiser gehoord, althans behoorlijk opgeroepen is.

8- De beslissingen nopens het uitstel zijn noch aan hogei beroep, noch aan cassatie onderworpen.

9- Alle stukken, ingevolge dit artikel opgemaakt, zijn vrij Van zegel en worden voor zoveel nodig kosteloos geregistreerd. Griffierechten zijn ter zake van de toepassing van dit artikel niet verschuldigd.

Artikel 2. 1. De burgerlijke rechter kan wettelijke voorschriften betreffende termijnen en vormen buiten toepassing laten, indien deze tengevolge van de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, in redelijkheid niet honden of kunnen worden in acht genomen.

2. De burgerlijke rechter kan de uitvoering van een door hem gegeven beslissing, niet zijnde een eindbeslissing, geheel

of ten dele achterwege laten, indien haar uitvoering tengevolge van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden redelijkerwijze niet kan worden gevorderd.

Artikel 3. De strafrechter kan wettelijke voorschriften betreffende termijnen en vormen buiten toepassing laten, indien deze tengevolge van de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, in redelijkheid niet konden of kunnen worden in acht genomen.

Artikel 4. Bij toepassing van administratief-rechtelijke voorschriften kunnen wettelijke bepalingen betreffende termijnen en vormen buiten toepassing worden gelaten, indien deze tengevolge van de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, in redelijkheid niet konden of kunnen worden in acht genomen.

Artikel 5. 1. Deze wet treedt in werking op de dag na die van de uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst. 2. Deze wet vervalt twee jaren na haar inwerkingtreding. Wij kunnen bepalen dat zij op een eerder tijdstip vervalt.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zuilen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 19 Februari 1953.

JULIANA.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Uitgegeven de twintigste Februari 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 2918; Hand. II 52/53, bladz. 2314—2318; Bijl. Hand. I 52/53, 2918; Hand. I 52/53, bladz. 2045.

BESLUIT van 14 Februari 1953 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Pleegkinderenwet fStb. 1951, 595).

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 9 Februari 1953, 7e Afdeling A, No. 2182;

Gelet op artikel 25 van de Pleegkinderenwet (wet van 21 December 1951,01/). 595);

Hebben goedgevonden en verstaan:

De Pleegkinderenwet treedt in werking met ingang van 1 Juni 1953.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Soestdijk, 14 Februari 1953.

JULIANA.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Uitgegeven de twintigste Februari 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.