STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

99

WET van 12 Maart 1953, houdende verbetering van twee misstellingen in het Pachtbesluit.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is twee misstellingen in artikel 30a van het Pachtbesluit te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

In artikel 30a, tweede lid, van het Pachtbesluit wordt in plaats van „het verlies van het verpachte” gelezen: „het verlies van het gepachte”, en wordt in plaats van „binnen vier jaren na het eind van de pachtovereenkomst” gelezen: „binnen vier jaren voor het einde van de pachtovereenkomst”.

Artikel II

Deze wet treedt in werking op de dag na die van de uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst en werkt terug tot 17 Januari 1953.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 12 Maart 1953.

JULIANA.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Uitgegeven de dertiende Maart 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 2909; Hand. II 52/53, bladz. 2365; Bijl. Hand. I 52/53, 2909; Hand. I 52/53, bladz. 2141.

100

WET van 5 Maart 1953 tot verlenging werkingsduur van de tijdelijke, nadere voorzieningen ten aanzien van officieren en reserve-officieren der Koninklijke landmacht.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten;

. Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk ls de werkingsduur van de wet van 8 April 1948, Stb. I 142 en v an de wet van 22 December 1949, Stb. J 583, bij welke wetten Lijdelijk nadere voorzieningen zijn getroffen ten aanzien van de officieren en reserve-officieren der Koninklijke landmacht, ^hlks in afwijking van de Bevorderingswet voor de landmacht '902 en van de Wet voor het reserve-personeel der landmacht '905, nogmaals te verlengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. In het derde lid van artikel III van de wet van 8 April 1948, Stb. I 142, zoals deze luidt na de daarin bij de wet van 22 December 1949, Stb. J 583 en de wet van 21 December 1951, Stb. 581 aangebrachte wijzigingen, wordt het jaartal „1953” vervangen door het jaartal „1954”.

Artikel 2. In het derde lid van artikel 6 van de wet van 22 December 1949, Stb. J 583, zoals deze luidt na de daarin bij de wet van 21 December 1951, Stb. 581 aangebrachte wijziging, wordt het jaartal „1953” vervangen door het jaartal „1954”.

Artikel 3. Deze wet treedt in werking met ingang van 31 December 1952.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 5 Maart 1953.

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

Uitgegeven de dertiende Maart 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 2882; Hand. II 52/53, bladz. 602; Bijl. Hand. I 52/53, 2882; Hand. I 52/53, bladz. 308.

101

BESLUIT van 27 Februari 1953 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 27, derde lid, der Ziektewet (Vrijstelling van de verzekering wegens slepende ziekte).

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 10 Januari 1953, No. 7639, Afdeling Sociale Verzekering;

Gelet op artikel 27, derde lid, der Ziektewet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 Februari 1953, No. 38);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 19 Februari 1953, No. 1048, afdeling Sociale Verzekering;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. 1. Degene, die aan het bestuur der bedrijfsvereniging verzoekt ingevolge het bepaalde in artikel 27, derde lid, der Ziektewet van de in die wet geregelde verzekering te worden vrijgesteld, is verplicht zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een door het bestuur der bedrijfsvereniging aangewezen geneeskundige, zich op last van die geneeskundige tot het ondergaan van zodanig onderzoek te laten opnemen in de hem aangewezen inrichting, en in het