Artikel 109. De met de selectie belaste personen geven als regel over de plaatsing van een veroordeelde, wiens werkelijke straftijd meer dan zes maanden bedraagt, geen advies zonder de betrokkene te hebben gehoord of hem daartoe te hebben opgeroepen.

Artikel 110. De met de selectie belaste personen zijn na overleg met de gestichtsgeneesheer bevoegd het advies van een psychiater of psycholoog in te winnen dan wel de veroordeelde na machtiging van Onze Minister ter observatie in een psychiatrische observatiekliniek te doen opnemen.

Artikel 111. Veroordeelden tot gevangenisstraf, wier werkelijke straftijd op de dag, waarop de veroordeling onherroepelijk geworden is, niet meer dan drie maanden bedraagt, ondergaan hun straf als regel in een huis van bewaring.

Artikel 112. Veroordeelden tot gevangenisstraf, wier werkelijke straftijd op de dag, waarop de veroordeling onherroepelijk geworden is, meer dan drie maanden bedraagt, worden — met inachtneming van de bepalingen van deze afdeling — in een gesticht geplaatst, dat overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7, derde lid, en 15—20 van de Beginselenwet gevangeniswezen in het bijzonder voor de opneming van de categorie, waartoe zij behoren, is bestemd, tenzij overwegingen van psychologische of maatschappelijke aard plaatsing in een ander gesticht wenselijk maken.

Artikel 113. Indien voor de opneming van een bepaalde categorie gevangenen, genoemd in één der artikelen 7, derde lid, en 15—20 van de Beginselenwet gevangeniswezen, meer dan één gesticht is bestemd, wordt de veroordeelde geplaatst in het gesticht, welks regiem voor zijn wederaanpassing aan de maatschappij het meest bevorderlijk wordt geacht.

Artikel 114. 1. Plaatsing in een gesticht, bestemd voor de

opneming van beroeps- en gewoontemisdadigers geschiedt slechts ten aanzien van veroordeelden, die:

a. de leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt;

b. tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden zijn veroordeeld dan wel reeds vroeger in een dergelijk gesticht waren geplaatst;

c. hetzij reeds tenminste driemaal tevoren tot een gevangenisstraf van tenminste zes maanden zijn veroordeeld, terwijl de nieuwe veroordeling tezamen met die vroegere veroordelingen een totaal oplevert van tenminste zes jaren gevangenisstraf,

hetzij tenminste zesmaal een misdrijf of de overtreding van artikel 432, 3°. van het Wetboek van Strafrecht hebben gepleegd telkens binnen een jaar na beëindiging van een vorige vrijheidsstraf.

2. Plaatsing in dit gesticht blijft achterwege, indien aannemelijk is, dat de veroordeelde geen invloed ten kwade op zijn medegedetineerden zal uitoefenen.

Artikel 115. Veroordeelden tot gevangenisstraf worden slechts in een gesticht geplaatst, bestemd voor de opneming van degenen, die niet geschikt zijn om hun straf in gemeenschap te ondergaan,

hetzij indien zij reeds vroeger in een dergelijk gesticht waren geplaatst,

hetzij indien er positieve aanwijzingen zijn, dat zij ongeschikt zijn om in gemeenschap te worden geplaatst.

AFDELING 2

Overplaatsing naar een ander gesticht

Artikel 116. Gevangenen, die blijken in een bepaald gesticht niet te passen, kunnen naar een ander gesticht worden overgeplaatst, dat krachtens het bepaalde in de vorige afdeling mede voor hun opneming bestemd is.

Artikel 117. 1. Overplaatsing naar een ander gesticht geschiedt op last van Onze Minister.

2. Een voorstel daartoe wordt gedaan door de directeur van het gesticht, waarin de betrokkene is geplaatst. De directeur

wint behoudens bij voorstellen tot overplaatsing op medische gronden tevoren het advies van de gestichtsraad in.

Artikel 118. Onze Minister is bevoegd een gevangene, ten aanzien van wie een voorstel tot overplaatsing is gedaan, tijdelijk ter observatie te doen opnemen in een psychiatrische observatiekliniek.

Artikel 119. Onze Minister geeft van iedere overplaatsing kennis aan het met de tenuitvoerlegging van de aan de gevangene opgelegde straf belaste openbaar ministerie.

AFDELING 3

Plaatsing in en overplaatsing naar een rijksasyl voor psychopathen

Artikel 120. Tot gevangenisstraf veroordeelden, die op grond van de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van hun geestvermogens voor verblijf of verder verblijf in een gevangenis ongeschikt zijn, kunnen hetzij voor een bepaalde en zo nodig te verlengen tijd ter observatie, hetzij ter verdere tenuitvoerlegging van de straf in een rijksasyl voor psychopathen worden geplaatst.

Artikel 121. 1. De plaatsing geschiedt op last van Onze Minister op voorstel van de met de selectie belaste persoon, de overplaatsing op voorstel van de directeur van het gesticht, waarin de betrokkene is geplaatst.

2. Bij het voorstel van de met de selectie belaste persoon wordt een advies van een psychiater overgelegd.

3. Bij het voorstel tot overplaatsing legt de directeur over: a. het advies van de aan het gesticht verbonden geneesheer; b. desgeraden het advies van een psychiater.

Artikel 122. De in een rijksasyl voor psychopathen geplaatste veroordeelde tot gevangenisstraf wordt naar een gevangenis overgeplaatst zodra:

a. de bepaalde observatietijd is afgelopen;

b. de geneesheer-directeur van het rijksasyl voor psychopathen, waarin de betrokkene is geplaatst, Onze Minister tot overplaatsing naar een gevangenis adviseert.

AFDELING 4

Beroep tegen plaatsing en overplaatsing

Artikel 123. 1. Veroordeelden tot gevangenisstraf kunnen tegen plaatsing en overplaatsing, geschied krachtens het bepaalde in de afdelingen 1, 2 en 3 van deze Titel, beroep instellen bij de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad.

2. Gelijk recht komt toe aan het met de tenuitvoerlegging belaste openbaar ministerie tegen plaatsing of overplaatsing krachtens het bepaalde in de afdelingen 1 en 2 van deze Titel.

Artikel 124. 1. Het beroep wordt ingesteld binnen twee maanden nadat de betrokkene van de beslissing tot plaatsing of overplaatsing heeft kennis gekregen.

2. Het beroep heeft geen schorsende kracht.

Artikel 125. 1. Het beroep wordt schriftelijk ingediend door de gedetineerde bij de directeur van het gesticht, waarin de betrokkene verblijft, en door het openbaar ministerie bij de secretaris van de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad.

2. De directeur zendt het beroepschrift, voorzien van zijn beschouwingen en vergezeld van de hem omtrent de betrokkene ten dienste staande gegevens, binnen vier dagen na ontvangst aan de secretaris van de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad.

Artikel 126. 1. De sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad of één of meer uit haar midden aangewezen rapporteurs zijn bevoegd alle op de betrokken gevangene betrekking hebbende bescheiden en stukken in te zien en van administratieve of gerechtelijke instanties op te vragen.

2. De sectie en de rapporteurs zijn bevoegd de appellant te horen. Op verzoek van de sectie of van de rapporteurs wordt