Artikel VI

1. De Raad van Arbeid te Zwolle neemt op 1 Juli 1953 de ziekenkas van de Raad van Arbeid te Apeldoorn met alle vorderingen, bezittingen en lasten en de afzonderlijk te voeren administratie onder zijn beheer, teneinde deze kas te liquideren, daarbij tot grondslag nemende een per 1 Juli 1953 daarvan op te maken balans.

De liquidatie behoeft de goedkeuring van het bestuur der Rij ksverzekeringsbank.

2. Eventuele overschotten of tekorten gaan bij de liquidatie over op de ziekenkas van de Raad van Arbeid te Zwolle.

Artikel VII

1. Ziektewetpremiën, welke door de Raad van Arbeid te Apeldoorn na 30 Juni 1953 zouden zijn vastgesteld of ingevorderd, ware die Raad niet opgeheven, worden vastgesteld en ingevorderd door de Raad van Arbeid, die ingevolge het bepaalde in artikel I van dit besluit als de bevoegde Raad moet worden beschouwd en door die Raad maandelijks gestort in de ziekenkas van de Raad van Arbeid te Apeldoorn in liquidatie.

2. Op 1 Juli 1953 lopende ziekengelduitkeringen aan verzekerden, die waren ingeschreven bij de ziekenkas van de Raad van Arbeid te Apeldoorn, worden uitbetaald door de Raad van Arbeid, die ingevolge het bepaalde in artikel I van dit besluit als de bevoegde Raad moet worden beschouwd en maandelijks aan die Raad gerestitueerd door de ziekenkas van de Raad van Arbeid te Apeldoorn in liquidatie.

Artikel VIII

1. De gebouwen van de Raad van Arbeid te Apeldoorn gaan op 1 Juli 1953 over aan de Raad van Arbeid te Arnhem.

2. De annuïteiten, welke aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank verschuldigd zijn terzake van de voor de aankoop en verbouwing dezer percelen voorgeschoten gelden, komen ten laste van de Raad van Arbeid te Arnhem.

3. Eventuele baten, welke de gebouwen opleveren, komen ten bate van de Raad van Arbeid te Arnhem.

Artikel IX

Alle bezittingen, vorderingen en lasten van de Raad van Arbeid te Apeldoorn, niet genoemd onder de artikelen VI en VIII van dit besluit, gaan op 1 Juli 1953 over op de Raad van Arbeid te Zwolle.

Artikel X

1. De zaken, welke op 30 Juni 1953 bij de Raad van Arbeid te Apeldoorn in behandeling, doch nog niet afgedaan zijn, worden door de Voorzitter van die Raad overgebracht naar de Raad van Arbeid, welke volgens de bepalingen van dit besluit ten opzichte van die zaken bevoegd is.

2. Beslissingen, alsmede handelingen van de Raad van Arbeid te Apeldoorn met betrekking tot de uitvoering der verzekeringswetten, blijven binnen de daarbij gestelde grenzen van kracht.

Artikel XI

1. De tot het archief van de Raad van Arbeid te Apeldoorn behorende bescheiden worden overgenomen door de Raden van Arbeid te Amersfoort, Zwolle en Arnhem, naar gelang zij betrekking hebben op zaken, welke in verband met de bepalingen van dit besluit behoren tot de bevoegdheid van elk van die Raden.

2. De archiefstukken, betrekking hebbende op de uitvoering der Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, Stb. 1933, No 598, worden overgenomen door de Raad van Arbeid te Zwolle. De Raden van Arbeid te Amersfoort en Arnhem hebben het recht van die stukken inzage te nemen.

Artikel XII

1. De uitvoering van de begroting van de Raad van Arbeid te Apeldoorn voor het dienstjaar 1953 gaat op 1 Juli 1953 over op de Raad van Arbeid te Zwolle, behoudens voor zover betrekking hebbende op de gebouwen, bedoeld in artikel VIII.

2. De Raad van Arbeid te Apeldoorn draagt op 30 Juni 1953 aan de Raad van Arbeid te Zwolle over alle onder zijn berusting zijnde gelden en waarden, vergezeld van de boeken en bescheiden, welke op zijn geldelijk beheer betrekking hebben.

3. Voor de toepassing van de artikelen 60, 61, 63 en 64 der Wet op de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, Stb. 1933, No 598, met betrekking tot de verantwoording van de inkomsten en uitgaven van de Raad van Arbeid te Apeldoorn, het dienstjaar 1953 betreffende, treden met ingang van 1 Juli 1953 de Raad van Arbeid te Zwolle, de Voorzitter en de leden van die Raad in de plaats; evenwel blijft de bij artikel 63 geregelde aansprakelijkheid voor onrechtmatig gedane uitgaven betreffende het tijdvak 1 Januari 1953 tot en met 30 Juni 1953 rusten mede op hen, die vóór de dag van uitgifte van het Staatsblad, waarin dit besluit is geplaatst, voorzitter en leden van de Raad van Arbeid te Apeldoorn waren, met dien verstande, dat zij aansprakelijk zijn jegens de Raad van Arbeid te Zwolle. Evenzo behouden zij het recht van beroep, toegekend in artikel 64.

Artikel XIII

Alle geschillen, welke terzake van de uitvoering van dit besluit mochten ontstaaan, worden aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank voorgelegd en door dat bestuur beslist.

Artikel XIV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 Juli 1953.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 6 Juni 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken,

A. A. VAN RHIJN.

Uitgegeven de negentiende Juni 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

273 B E S L U I T van 13 Juni 1953, houdende toekenning van een gratificatie aan burgerlijk Rijkspersoneel over 1953. (Gratificatiebesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1953.)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 4 Juni 1953, No. U 14798, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Ambtenarenzaken, Bureau II, daartoe gemachtigd door de Raad van Ministers;

Overwegende, dat het wenselijk wordt geacht ook dit jaar een gratificatie te verlenen aan het burgerlijk Rijkspersoneel;

Gelet op artikel 65 der Grondwet en artikel 125, eerste lid der Ambtenarenwet 1929;

De Raad van State gehoord (advies van 9 Juni 1953, No. 34);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 11 Juni 1953, No. 14925, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Ambtenarenzaken, Bureau II;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Ons besluit van 5 Augustus 1952 (Stb. 438) houdende toekenning van een gratificatie aan burgerlijk Rijks-