Artikel 82. De Koning heeft het recht om de Kamers der Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden.

Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens de last in tot het verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig dagen, en tot het samenkomen der nieuw verkozen Kamers binnen drie maanden.

De wet kan voor de na een ontbinding gekozen Kamers een andere zittingsduur dan in de artikelen 95 en 101 is bepaald, vaststellen.

De Raad van State, het Koninklijk gezag waarnemende, oefent het recht van ontbinding niet uit.

ZEVENDE AFDELING

Van de Raad van State, de Ministers, de Staatssecretarissen en de vaste colleges van advies en bijstand

Artikel 83. Er is een Raad van State, welks samenstelling en bevoegdheid worden geregeld door de wet.

De Koning is Voorzitter van de Raad, en benoemt de leden.

De Prins van Oranje en de dochter des Konings, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, hebben, nadat hun achttiende jaar is vervuld, van rechtswege zitting in de Raad.

Artikel 84. De Koning brengt ter overweging bij de Raad van State alle voorstellen door hem aan de Staten-Generaal te doen of door deze aan hem gedaan, alsmede alle algemene maatregelen van bestuur van het Rijk en van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.

Aan het hoofd der uit te vaardigen besluiten wordt melding gemaakt dat de Raad van State deswege gehoord is.

De Koning hoort wijders de Raad van State over alle zaken, waarin hij dat nodig oordeelt.

De Koning alleen besluit en geeft telkens van zijn genomen besluit kennis aan de Raad van State.

Artikel 85. De wet kan aan de Raad van State of aan een afdeling van die Raad de uitspraak over geschillen opdragen.

Artikel 86. De Koning stelt ministeriële departementen in.

Hij benoemt Ministers en ontslaat hen naar welgevallen. Hij kan Ministers benoemen, die niet belast zijn met de leiding van een ministerieel departement. Hij kan voor een departement een of meer Staatssecretarissen benoemen, die in alle gevallen, waarin de Minister, hoofd van het departement, zulks nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen in diens plaats als Minister optreden. De Staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Minister, hoofd van het departement. Op hem is van overeenkomstige toepassing hetgeen omtrent Ministers is bepaald in dit artikel en in de artikelen 55, 104, 106, 107, 120 en 178.

De Ministers zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zoverre die van de Kroon afhangt.

Hun verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.

Bij het aanvaarden van hun betrekking leggen zij in handen van de Koning de volgende eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en aan „de Grondwet; ik zweer (beloof) al de plichten, welke het „ministerambt mij oplegt, getrouw te zullen vervullen.

„Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” („Dat beloof „ik!”)

Alvorens tot die eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af:

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot Minister te worden „benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, „onder wat naam of voorwendsel ook, enige giften of „gaven beloofd of gegeven heb.

„Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze „betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd „enige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of „indirectelijk.

„Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” („Dat verklaar „en beloof ik!”)

Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door één of meer van de Ministers mede-ondertekend.

Artikel 87. De instelling van vaste colleges van advies en bijstand aan de Regering geschiedt krachtens de wet, die tevens regelen inhoudt omtrent hun benoeming, samenstelling, werkwijze en bevoegdheid.

DERDE HOOFDSTUK

Van de Staten-Generaal EERSTE AFDELING Van de samenstelling der Staten-Generaal

Artikel 88. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

Artikel 89. De Staten-Generaal zijn verdeeld in een Eerste en Tweede Kamer.

Artikel 90. De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandse onderdanen erkend, die de door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt. Ieder kiezer brengt slechts één stem uit.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen bij de zee- en de landmacht voor de tijd, gedurende welke zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wie dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd; zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landloperij, zomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

Artikel 91. De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden, gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

Alles wat verder het kiesrecht en de wijze van verkiezing betreft, wordt door de wet geregeld.

Artikel 92. De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden.

Zij worden verkozen door de leden van de Staten der provinciën op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

Artikel 93. Wanneer de Staten-Generaal in dubbelen getale worden bijeengeroepen, wordt aan de gewone leden van elke Kamer een gelijk getal buitengewone leden toegevoegd, op dezelfde wijze als de gewone te verkiezen.

Het besluit der bijeenroeping wijst tevens de dag der verkiezing aan.

TWEEDE AFDELING Van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 94. Om lid der Tweede Kamer te kunnen zijn wordt vereist, dat men Nederlander of door de wet als Nederlands onderdaan erkend zij, de ouderdom van dertig jaren vervuld hebbe, niet van de verkiesbaarheid ontzet zij, noch van de uitoefening van het kiesrecht zij uitgesloten krachtens de daar-