overeenkomstig artikel 84, onder aftrek van hetgeen reeds als schadeloosstelling voor het gebruik en voor buitengewone waardevermindering is ontvangen.

2. Indien een onroerend goed tengevolge van het gebruik verloren gaat, wordt de schadeloosstelling vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 84, onder aftrek van hetgeen reeds in de schadeloosstelling voor het gebruik als afschrijving, alsmede van hetgeen voor buitengewone waardevermindering is ontvangen.

3. Indien een in gebruik gevorderd onroerend goed door brand verloren gaat, wordt —voorzover niet uit andere hoofde aanspraken op vergoeding van de geleden schade geldend gemaakt kunnen worden —- de in het voorgaande lid bedoelde schadeloosstelling verleend, tenzij de gebruiker bewijst dat de brand niet aan zijn schuld te wijten is.

Artikel 89. De vergoeding voor het voldoen aan een vordering tot het verrichten van enkele diensten, bedoeld in artikel 3 der wet, wordt vastgesteld op het daarvoor algemeen geldende tarief.

Artikel 90. De vergoeding voor het voldoen aan een vordering van een transport wordt vastgesteld op het daarvoor algemeen geldende tarief.

Artikel 91. De kosten, welke degene die aan een vordering heeft voldaan als rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg van de vordering heeft moeten maken, worden boven de in de voorgaande artikelen bedoelde schadeloosstelling, voorzover zij geacht kunnen worden niet daarin begrepen te zijn, vergoed.

Artikel 92. 1. Indien tengevolge van het voldoen aan een vordering de exploitatie van een bedrijf of de zelfstandige uitoefening van een beroep wordt belet of belemmerd, wordt een schadeloosstelling verleend wegens bedrijfsschade.

2. De in het voorgaande lid bedoelde schadeloosstelling wordt vastgesteld op het verschil tussen de als rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg van de vordering gederfde bruto-opbrengsten van het bedrijf of bruto-inkomsten uit het beroep en de tengevolge van de vordering weggevallen kosten.

3. Bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in het voorgaande lid, wordt rekening gehouden met hetgeen reeds krachtens de overige artikelen van dit hoofdstuk is ontvangen.

4. Het bedrag, hetwelk overeenkomstig het tweede lid is vastgesteld, kan worden verminderd, indien en voorzover degene. aan wie uiteindelijk — hetzij middellijk, hetzij onmiddellijk — de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk ten goede komt, redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad door het verrichten van andere werkzaamheden of anderszins de schade te beperken.

5. Onder bedrijf in de zin van dit artikel wordt verstaan een zelfstandige, duurzaam bedoelde organisatie of een samenstel van bedrijfs-economisch samenhangende duurzaam bedoelde organisaties, regelmatig en openlijk aan het economisch verkeer deelnemende door het verstrekken van goederen of het verrichten van diensten, met het oogmerk winst te behalen dan wel met het doel zoveel mogelijk de baten en lasten met elkander in evenwicht te houden.

Artikel 93. Bij de vaststelling van de schadeloosstelling worden de van overheidswege gegeven prijsvoorschriften in acht genomen.

Artikel 94. Onze Minister is bevoegd van de bepalingen van dit hoofdstuk, behoudens het voorgaande artikel, af te wijken in gevallen, waarin blijkt dat de toepassing van die bepalingen tot uitkomsten leidt welke aanzienlijk verschillen van het bedrag der werkelijk geleden schade. Alsdan wordt de schadeloosstelling vastgesteld op het geldelijk nadeel hetwelk is ontstaan als rechtstreeks gevolg van de vordering.

AFDELING 2

Tarieven

Artikel 95. 1. Aan de tarieven, welke Onze Minister ingevolge het derde lid van artikel 11 en het eerste lid van artikel

44 der wet vaststelt, dienen de bepalingen van de eerste afdeling van dit hoofdstuk ten grondslag te liggen, met dien verstande dat bij de vaststelling wordt uitgegaan van krachtens de wet gedane verstrekkingen van deugdelijke hoedanigheid en normale aard.

2. In de tarieven is niet begrepen een schadeloosstelling voor bedrijfsschade en buitengewone waardevermindering, noch een vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 91, tenzij het tegendeel is vermeld.

AFDELING 3

Bijzondere bepalingen

Artikel 96. 1. De afschrijvingspercentages, bedoeld in de artikelen 84 en 85, worden, voorzover zij betrekking hebben op motorrijtuigen, door Onze Minister vastgesteld na overleg met de daarvoor in aanmerking komende organen van het bedrijfsleven.

2. De in het voorgaande lid bedoelde afschrijvingspercen-. tages worden door de zorg van Onze Minister in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 97. De schadeloosstelling, bedoeld in artikel 48 der wet, wordt, voorzover deze betrekking heeft op motorrijtuigen, aan de hand van de gegevens van het rapport, bedoeld in artikel 53, met overeenkomstige toepassing van artikel 84 vastgesteld op de vervangingswaarde op het tijdstip van de taxatie.

Artikel 98. 1. Indien de houder van een motorrijtuig tengevolge van de maatregelen, bedoeld in de derde en zevende afdeling van het vierde hoofdstuk van dit besluit, dan wel ten gevolge van een algemene vordering van motorrijtuigen in de zin van artikel 61 der wet, schade heeft geleden, wordt hem een schadeloosstelling verleend overeenkomstig een daarvoor door Onze Minister vastgesteld tarief.

2. Dit tarief omvat een vergoeding voor het aantal verreden kilometers en een vergoeding gebaseerd op het loon van een bestuurder van een motorrijtuig.

Artikel 99. De als rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg van de maatregelen, bedoeld in artikel 30 onder a en b van de wet, geleden schade en gemaakte kosten worden vergoed.

Artikel 100. Indien de burgemeester, dan wel de persoon die hem vervangt, optredend ter uitvoering van een hem bij dit besluit opgedragen taak, zich buiten zijn gemeente moet begeven, worden de noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

Artikel 101. De ingevolge de artikelen 79 en 81 noodzakelijk gemaakte kosten worden vergoed.

Artikel 102. De kosten, welke de gemeente ingevolge artikel 25 heeft gemaakt, worden vergoed.

AFDELING 4

De vaststelling en uitkering van de schadeloosstelling

Artikel 103. De vaststelling van de schadeloosstelling ingevolge het vierde lid van artikel 11 der wet geschiedt door de burgemeester met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk, met dien verstande dat schadeloosstellingen terzake van bedrijfsschade, welke meer bedragen dan een bedrag naar reden van vijfduizend gulden per jaar, voorafgaande goedkeuring van Onze Minister behoeven.

Artikel 104. De vaststelling en uitkering van de schadeloosstelling ingevolge het derde lid van artikel 44 der wet geschiedt, voorzover zij niet strekt tot vergoeding van geleden bedrijfsschade, door daartoe door Onze Ministers van Oorlog en van Marine in gemeenschappelijk overleg aangewezen officieren.

Artikel 105. 1. De vaststelling en uitkering van de schadeloosstelling ingevolge het derde lid van artikel 44 der wet geschiedt, voorzover zij strekt tot vergoeding van geleden bedrijfsschade, door Onze Minister van Oorlog.