STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

BESLUIT van 27 Juni 1953 lot nadere wijziging van het Reglement medisch tuchtrecht en oplossing van geschillen.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid van 19 Mei 1953, No. 6861, Directie Volksgezondheid, Afdeling Medische Beroepen en Ziektenbestrijding;

Gelet op de Medische Tuchtwet (wet van 2 Juli 1928, Stb. 222, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 Mei 1951, Stb. 171);

De Raad van State gehoord (advies van 9 Juni 1953, No. 29);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid d.d. 22 Juni 1953, No. 8286, Directie Volksgezondheid, Afdeling Medische Beroepen en Ziektenbestrijding;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel. Het Reglement medisch tuchtrecht en oplossing van geschillen (besluit van 31 October 1929, Stb. 474, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 Januari 1953, Stb. 38) wordt gewijzigd als volgt:

I

Artikel 3, eerste lid, wordt gelezen als volgt:

„1. De Colleges zijn samengesteld uit:

een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters, rechtsgeleerden;

vier leden en vier plaatsvervangende leden, geneeskundigen, van wie tenminste twee plaatsvervangende leden geneeskundigen moeten zijn, die de artsenijbereidkunst uitoefenen;

twee leden en twee plaatsvervangende leden, tandartsen; twee leden en twee plaatsvervangende leden, vroedvrouwen, en vier leden en vier plaatsvervangende leden apothekers.”.

II

In de artikelen 4, 9, zevende lid, 14, 16, tweede lid onder a, 35, tweede lid, en 111 wordt telkenmale in plaats van „Onze Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid” gelezen „Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid”.

III

In artikel 4, derde lid, wordt telkenmale in plaats van „geneeskundige, tandarts of vroedvrouw” gelezen „geneeskundige, landarts, vroedvrouw of apotheker”.

In de artikelen 4, derde lid, en 16, tweede lid, onder a, wordt telkenmale in plaats van „geneeskundigen, tandartsen of vroedvrouwen” gelezen „geneeskundigen, tandartsen, vroedvrouwen of apothekers”.

IV

In artikel 20, 3° onder b, wordt in plaats van „de geneeskundige, de tandarts of de vroedvrouw” gelezen „de geneeskundige, de tandarts, de vroedvrouw of de apotheker”, terwijl in plaats van „geneeskundige, tandheelkundige of verloskundige hulp” wordt gelezen „geneeskundige, tandheelkundige, verloskundige of artsenijbereidkundige hulp”.

V

In de artikelen 20, 3° onder c, 38, eerste lid, derde volzin, 51, vijfde lid, eerste volzin, 55, tweede lid, eerste volzin, en 87, onder a, wordt telkenmale na het woord „geneeskundig” ingevoegd „of pharmaceutisch”.

VI

In artikel 26, derde lid, tweede volzin, wordt in plaats van „De leden-tandartsen en leden-vroedvrouwen” gelezen „De leden-tandartsen, leden-vroedvrouwen en leden-apothekers”, terwijl in plaats van „tandarts onderscheidenlijk vroedvrouw” wordt gelezen „tandarts, onderscheidenlijk vroedvrouw of apotheker”.

VII

Artikel 32, derde lid, onder b, wordt gelezen als volgt:

,,b. aan de betrokken hoofdinspecteur en aan de betrokken inspecteur of de betrokken inspecteurs van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid of van het Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten. Indien twijfel kan rijzen aan welke inspecteurs afschrift moet worden gezonden, beslist de voorzitter.”.

In artikel 32, vierde lid, eerste volzin, wordt na het woord „De” ingevoegd „hoofdinspecteurs en de”.

In artikel 32, vijfde lid, eerste volzin, wordt in plaats van „tweede” gelezen „derde”.

VIII

Artikel 46, tweede lid, wordt gelezen als volgt:

„2. De leden-tandartsen, de leden-vroedvrouwen en de leden-apothekers van het College treden alleen op, indien een beslissing onderscheidenlijk ten aanzien van een tandarts, een vroedvrouw of een apotheker moet worden genomen. Zij vervangen dan, indien een beslissing ten aanzien van een tandarts of een vroedvrouw moet worden genomen, twee leden-geneeskundigen, en indien een beslissing ten aanzien van een apotheker moet worden genomen, alle leden-geneeskundigen.”.

Het derde lid van artikel 46 wordt genummerd 4. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

„3. Indien een beslissing moet worden genomen ten aanzien van een geneeskundige, die de artsenijbereidkunst uitoefent, terzake van een met die uitoefening verband houdend feit, wordt een der geneeskundigen vervangen door een apotheker, terwijl een der andere geneeskundigen een de artsenijbereidkunst uitoefenend geneeskundige moet zijn.”.

IX

Artikel 64, eerste lid, onder b, wordt gelezen als volgt:

„b. aan de betrokken hoofdinspecteur en aan de betrokken inspecteur of de betrokken inspecteurs van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid of van het Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten. Indien twijfel kan rijzen aan welke inspecteurs afschrift moet worden gezonden, beslist de voorzitter. Het vierde lid van artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.”.

X

In de artikelen 65, tweede lid, eerste volzin, en 90, onder 3, wordt telkenmale na het woord „geneeskunst” ingevoegd „ , onderscheidenlijk artsenijbereidkunst,”.

In artikel 90, onder 2, wordt na het woord „geneeskunst” ingevoegd „ , onderscheidenlijk artsenijbereidkunst”.

XI

Artikel 107 wordt gelezen als volgt:

„De geschillen worden, tenzij de vordering op geld of afgifte van een lichamelijke zaak luidt, gestuit:

a. door de dood van een der partijen;