371

WET van 30 Juli 1953, houdende verlenging van de fiscale tegemoetkomingen bij herkapitalisatie.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de fiscale tegemoetkomingen, vervat in de Wet op de herkapitalisatie 1951, uit te breiden tot vergrotingen van het aandelenkapitaal, welke vóór 1 Juli 1954 plaats hebben;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. In de artikelen 1, eerste lid, en 4, onder 2, van de Wet op de herkapitalisatie 1951 wordt „1 Januari 1953” vervangen door: 1 Juli 1954.

Artikel 2. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 30 Juli 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

Uitgegeven de zevende Augustus 1953.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 2969; Hand. II 52/53, bladz. 899 t/m 900; Bijl. Hand. I 52/53, 2969; Hand. I 52/53, bladz. 513.

372

WET van 15 Juli 1953, houdende goedkeuring van het op 18 Februari 1953 door de Regeringen van Nederland, België en Luxemburg ondertekende protocol bij de op 5 September 1944 door de drie landen gesloten douane-overeenkomst en van het Koninklijk besluit van 9 Maart 1953, Stb. 103, houdende voorlopige inwerkingstelling van enige wijzigingen en aanvullingen van het tarief van invoerrechten.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 18 Februari 1953 te ’s-Gravenhage ondertekende zevende Protocol bij de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Douane-overeenkomst ondertekend te Londen op 5 September 1944, alsmede Ons besluit van 9 Maart 1953, Stb. 103, houdende voorlopige inwerkingstelling van enige wijzigingen en aanvullingen van het tarief van invoerrechten de goedkeuring der Staten-Generaal behoeven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Het op 18 Februari 1953 te ’s-Gravenhage ondertekende zevende Protocol bij de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Douane-overeenkomst, ondertekend te Londen op 5 September 1944, goedgekeurd bij de wet van 1 Augustus 1947, Stb. H 282, van welk Protocol de Nederlandse en Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1953, no. 24, wordt goedgekeurd.

Artikel 2. Ons besluit van 9 Maart 1953, Stb. 103, houdende voorlopige inwerkingstelling van enige wijzigingen en aanvullingen van het tarief van invoerrechten, hetwelk deel uitmaakt van de in het vorige artikel genoemde douane-overeenkomst, wordt goedgekeurd.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 15 Juli 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. W. BEYEN.

De Minister zonder Portefeuille,

J. LUNS.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,

MANSHOLT.

Uitgegeven de zevende Augustus 1953.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 3001; Hand. II 52/53, bladz. 804 t/m 805; Bijl. Hand. I 52/53, 3001; Hand. I 52/53, bladz. 504.

373

BESLUIT van 13 Juli 1953, houdende inwerkingtreding ten aanzien van het Verzekeringsbedrijf van enige bepalingen van de Wet op de Bedrijfsorganisatie.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie en van Financiën, van 16 Juni 1953, no. 22963, Directie voor Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden en van 7 Juli 1953, no. 183, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen;

Gelet op artikel 164, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22, laatste wijziging 1953, 51);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel. Artikel 145, eerste lid, onder a—d, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie treedt in werking ten aanzien van het verzekeringsbedrijf.