Artikel 7. Deze wet kan worden aangehaald als „Wet immunisatie militairen”.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 7 Augustus 1953.

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

De Minister van Marine,

C. STAF.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

J. G. SUURHOFF.

Uitgegeven de acht en twintigste Augustus 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 52/53, 2974; Hand. II 52/53, bladz. 900—914 en 916—925;

Bijl. Hand. I 52/53, 2974; Hand. I 52/53, bladz. 519—523.

433

WET van 30 Juli 1953, houdende naasting van het Oranjekanaal en van hetgeen er toe behoort alsmede van de twee zijtakken in de gemeente Odoorn.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de in het algemeen belang gewenste voortzetting van de exploitatie van het Oranjekanaal c.a. noodzakelijk is gebruik te maken van de bij de concessies van 1852 en 1880 aan het Rijk verleende bevoegdheid tot naasting van dat kanaal, alsmede van hetgeen daartoe behoort, alsmede dat het wenselijk is deze werken in beheer en onderhoud te nemen bij het Rijk, en dat zulks ingevolge artikel 1, tweede lid, der Waterstaatswet 1900 krachtens een wet moet geschieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. 1. Het Kanaal, in de provincie Drenthe, aanvang nemende uit de Drentsche Hoofdvaart in de gemeente Smilde en leidende langs het gehucht Hijken, door de markten van Zwiggelte, Elp, Orvelte, Wezep en Noordsleen tot en door de venen van Odoorn, en van daar door de markten van Emmen en Westenesch tot in de Noord- en Zuidbarger venen onder de gemeente Emmen, met twee zijtakken in de gemeente Odoorn, alsmede de verlenging van dat kanaal en de verbinding daarvan met de Verlengde Hoogeveensche Vaart, wordt door het Rijk, op de grondslag van de hierop betrekking hebbende concessies, genaast.

2. Bij deze naasting verkrijgt het Rijk op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet de eigendom van het kanaal en hetgeen er toebehoort en neemt het op dat tijdstip over het beheer en onderhoud en de exploitatie ervan.

3. In een tussen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en de N.V. Drentsche Veen- en Middenkanaal Mij. te sluiten overeenkomst, wordt de nadere uitvoering van de naasting geregeld.

Artikel 2. Gedurende de tijd, dat het Oranjekanaal bij het Rijk in exploitatie is zullen van Rijkswege soortgelijke rechten worden geheven als vóór de naasting door de concessionarisse werden geheven, overeenkomstig een nader door Ons vast te stellen tarief.

Artikel 3. Van Rijkswege wordt zorg gedragen voor zo spoedig mogelijke overschrijving in de kadastrale registers.

Artikel 4. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst, en werkt terug tot 23 December 1951.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 30 Juli 1953.

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i.,

H. WITTE.

Uitgegeven de acht en twintigste Augustus 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 3032; Hand. II 52/53, bladz. 3743; Bijl. Hand. I 52/53, 3032; Hand. I 52/53, bladz. 3433.