Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 November 1953.

JULIANA.

De Minister van Marine,

C. STAF.

Uitgegeven de eerste December 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Gcneraal:

Bijl. Hand. II 52/53, 3090;

Bijl. Hand. II 53/54, 3090; Hand. II 53/54, bladz. 99 t/m 100; Bijl. Hand. I 53/54, 3090; Hand. I 53/54, bladz. 51.

511

BESLUIT van 18 November 1953 tot wijziging van het reglement en de programma’s voor de staatsexamens hogere burgerschool A en B.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 28 Juli 1953, no. 341167, afdeling Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs;

Overwegende, dat het wenselijk is gebleken enige beperking aan te brengen in de omvang van de examens, bedoeld in art. 55, tweede lid, der middelbaar-onderwijswet, geregeld bij Koninklijk besluit van 9 Maart 1938, Stb. 363, laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 28 Juli 1947, Stb. H 276;

De Raad van State gehoord (advies van 20 October 1953, no. 44);

Gezien het nader rapport van de voornoemde Staatssecretaris van 10 November 1953, no. 368841, afdeling Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs;

Hebben goedgevonden en verstaan;

Artikel I

In het reglement, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 9 Maart 1938, Stb. 363, zoals dat besluit sindsdien is gewijzigd, worden, gerekend van 1 September 1953, de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In artikel 2 wordt de komma achter „staatsinrichting” vervangen door „en” en vervallen de woorden ”, de natuurkunde, de scheikunde, de plant- en dierkunde, het handteekenen en de lichamelijke oefening”.

b. In artikel 3 wordt de kommapunt achter „wiskunde” vervangen door een punt en vervallen de woorden ,,g. het handtekenen”.

c • In het eerste lid van artikel 4 wordt de komma achter «staatsinrichting” vervangen door „en” en vervallen de woor~ en «de natuurkunde, de scheikunde en de plant- en dierkunde”.

Het vijfde, zesde en zevende lid vervallen.

d- In artikel 5 vervallen de woorden „de handelswetense happen, de staathuishoudkunde,”, „de staatsinrichting,” en ” ’ c * e cosmographie, het handteekenen, het rechtlijnig teekene n en de lichamelijke oefening” en wordt de komma achter «scheikunde” vervangen door „en”.

e • In het eerste lid van artikel 6 vervallen de woorden ” e ' He handelswetenschappen;”, „/. het handteekenen;” en

„m. het rechtlijnig teekenen.”. De aanduiding „ƒ” wordt vervangen door ,,e”, „g” door „ƒ”, „h” door „ g ” en „k” door „h". De kommapunt achter „scheikunde” wordt vervangen door een punt.

Het tweede lid vervalt.

f. In het eerste lid van artikel 7 vervallen de woorden „de staathuishoudkunde,”, „de staatsinrichting,”, „, de cosmographie” en „en de handelswetenschappen” en wordt de komma achter „natuurkunde” vervangen door „en”.

In het tweede lid vervallen de woorden „ , cosmographie, staathuishoudkunde en staatsinrichting”.

In het derde lid wordt de komma achter „natuurkunde” vervangen door „en” en vervallen de woorden „ , en de handelswetenschappen”.

Het vijfde lid vervalt.

g. De artikelen 8, 9, 10 en 11 worden gelezen als volgt;

Art. 8. Jaarlijks vóór 1 Maart benoemen Wij een commissie, die de examens zal afnemen. Wij wijzen daarbij een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris aan.

Art. 9. Jaarlijks vóór 1 Maart maakt Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bekend, vóór welk tijdstip en bij wie zij, die aan een der examens wensen deel te nemen, zich moeten aanmelden.

Art. 10. De dagen, door Onze voornoemde Minister voor het schriftelijk examen aangewezen, de rooster van dit examen en de plaats, waar dit examen zal worden afgenomen, worden door de voorzitter der commissie aan elke candidaat medegedeeld.

Candidaten kunnen, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, het schriftelijk examen afleggen aan een openbare of ingevolge art. 45 tredecies der middelbaar-onderwijswet aangewezen bijzondere hogere burgerschool A of B, daartoe door Onze voornoemde Minister, op advies van de voorzitter der commissie, aan te wijzen.

Het schriftelijk examen wordt ieder jaar zodanig geregeld, dat aan de candidaten op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip dezelfde opgaven worden voorgelegd als aan de eindexamencandidaten der openbare en ingevolge art. 45 tredecies der middelbaar-onderwijswet aangewezen bijzondere hogere burgerscholen A en B.

De plaats, waar het mondeling examen wordt afgenomen, wordt jaarlijks in de maand Mei door Onze voornoemde Minister bekend gemaakt.

Art. 11. De candidaten maken het schriftelijk werk onder toezicht van de voorzitter en een of meer andere leden der examencommissie, met dien verstande dat de voorzitter voor de geregelde gang van zaken verantwoordelijk is en dat steeds in elk lokaal, waar dit werk wordt gemaakt, ten minste twee leden der commissie tegenwoordig zijn, overeenkomstig de voorschriften, geldend voor het eindexamen, bedoeld in art. 57 onder b der middelbaar-onderwijswet.

In het geval, bedoeld in het tweede lid van art. 10, wordt het schriftelijk werk gemaakt onder toezicht van de directeur en de leraren der school, overeenkomstig de voorschriften, bedoeld in het vorige lid. Dit schriftelijk werk wordt door de directeur zo spoedig mogelijk aan de voorzitter, bedoeld in art. 8, toegezonden.

h. In het tweede lid van artikel 12 wordt achter „twee” ingevoegd „of meer”.

i. Aan artikel 15 wordt toegevoegd een zesde lid, luidende als volgt:

De aan de geslaagde candidaten uit te reiken getuigschriften zomede de daarbij behorende cijferlijsten worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

/. Artikel 16 wordt gelezen als volgt:

De voorzitter zendt na afloop van de examens aan Onze voornoemde Minister een lijst, waarop nauwkeurig zijn vermeld naam, voornamen, plaats en datum van geboorte der