geslaagden zomede een lijst van cijfers, behaald door alle candidaten, die aan het examen of aan een gedeelte er van hebben deelgenomen. Op de laatstgenoemde lijst moet tevens de uitslag der gehouden stemmingen zijn vermeld.

De in het eerste lid bedoelde lijsten zomede het verslag, bedoeld in art. 67 der middelbaar-onderwijswet, worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel II

In het programma voor het Staatsexamen hogere burgerschool A, vastgesteld bij het bovengenoemd besluit, worden, gerekend van 1 September 1953, de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onder k vervallen in het opschrift de woorden „van Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curagao”. In de tekst worden de woorden „Nederlandsch-Indië, Suriname en Cura§ao” vervangen door „de overzeese Rijksdelen en van de verhouding tot Indonesië”.

b. Het bepaalde onder m, n, o, p en r vervalt.

Artikel III

In het programma voor het Staatsexamen hogere burgerschool B, vastgesteld bij het bovengenoemd besluit, worden, gerekend van 1 September 1953, de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het bepaalde onder e, f, k, r, s, t en v vervalt. De aanduiding ,,g” wordt vervangen door „e”, ,,h” door ,,ƒ”, ,,l” door „g", „m” door ,, h ”, „n” door „i", „o” door „ƒ” en „p" door „k”.

b. In het bepaalde onder e (nieuw) worden de woorden, „Nederlandsch-Oost- en West-Indië”, vervangen door „en de overzeese Rijksdelen”.

c. In het bepaalde onder ƒ (nieuw) vervallen de woorden „en met inbegrip van de Volkenbond en zijn beteekenis”. Toegevoegd wordt de volzin: „Bij dit examen moet tevens blijk worden gegeven van inzicht in wording, taak en betekenis van de verschillende staatsorganen”.

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van het Staatsblad, waarin het zal zijn geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 18 November 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,

A. DE WAAL.

Uitgegeven de eerste December 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

512

BESLUIT van 9 November 1953, houdende wijziging van het Koninklijk besluit van 21 Juli 1949, Stb. J 384, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 67, tweede lid, der Pensioenwet 1922, Stb. 240, en in artikel LXXXIV, eerste lid, der Wet van 28 Mei 1925, Stb. 216, houdende wijziging der Pensioenwet 1922.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Justitie en van Oorlog en van Marine van 7 October 1953, No. 19286, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, afdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Gelet op artikel 67, tweede lid, der Pensioenwet 1922, Stb. 240, op artikel LXXXIV, eerste lid, der Wet van 28 Mei 1925, Stb. 216, en op Ons besluit van 21 Juli 1949, Stb. J 384;

De Raad van State gehoord (advies van 27 October 1953, No. 16);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 30 October 1953, No. 21031, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, afdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Ons besluit van 21 Juli 1949, Stb. J 384, wordt gewijzigd als hierna is aangegeven:

A. Het gestelde in artikel 2, onder ƒ, wordt gelezen:

„ƒ. inkomsten uit hoofde van een vrijwillige verbintenis bij de Reserve-Rijks- en gemeentepolitie, zomede uit hoofde van een vrijwillige verbintenis, als bedoeld in artikel 10 der Wet op de noodwachten, Stb. 1952, No. 405”.

B. Na het gestelde in artikel 2, onder g, wordt, te rekenen van 1 Januari 1951, een nieuwe bepaling ingevoegd luidende:

„h. inkomsten, welke worden genoten als een tegemoetkoming in de kosten, verband houdende met ziekte”.

C. Het gestelde in artikel 3, eerste lid, onder b, wordt gelezen:

„b. inkomsten uit hoofde van een vrijwillige verbintenis bij de Nationale Reserve en de Reserve-Grensbewaking, met uitzondering van die, verkregen door hen, die de dienst krachtens bedoelde verbintenis bij wijze van beroep vervullen”.

Artikel 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State, aan de Algemene Rekenkamer en aan de Pensioenraad.

Soestdijk, 9 November 1953.

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

De Minister van Oorlog en van Marine,

C. STAF.

Uitgegeven de eerste December 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER-