Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 November 1953.

JUL1ANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. ALGERA.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. W. BEYEN.

De Minister van Economische Zaken,

J. Z1JLSTRA.

Uitgegeven de vierde December 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 3068; Bijl. Hand. II 53/54, 3068; Hand. II 53/54, bladz. 100; Bijl. Hand. I 53/54, 3068; Hand. I 53/54, bladz. 51.

517 BESLUIT van 11 November 1953, houdende

nadere wijziging van het Woningbesluit ("Stb.

1932, 7).

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de gezamenlijke voordracht van Onze Ministers van Wederopbouw en Volkshuisvesting, van Financiën en van Binnenlandse Zaken van 7 October 1953, No. 1007701, afdeling Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 56 en 57 van de Woningwet;

De Raad van State gehoord, advies van 27 October 1953, No. 18;

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 2 November 1953, No. 1030734, afdeling Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan;

Artikel I

In het Woningbesluit (Koninklijk besluit van 11 Januari I9J2, Stb. 7, laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van V December 1947, Stb. H 468) worden de volgende wijziS'ngen aangebracht:

A.

In artikel 22 worden de woorden „artikel 25, zevende en a chtste lid” vervangen door: artikel 29.

B.

In artikel 24a vervallen in het bepaalde onder 1° de woor® n », welke zijn gebouwd ter verruiming van de woningar kt” en wordt het bepaalde onder 2° als volgt gelezen: v ^ ■ ter tegemoetkoming in de ongedekte jaarlijkse kosten, roorzaakt door de opruiming van krotten of de verbetering t( f n w °ningen, of — boven de bijdragen, bedoeld onder 1° — r gedeeltelijke voorziening in ongedekte jaarlijkse kosten, va r [ s P ru ' ten de uit de exploitatie van woningen ter vervanging n krotten, waarvan de krachtens artikel 24 b, eerste lid, vastgestelde

huur met het oog op het inkomenspeil der bewoners op een lager bedrag is gesteld, dan uit de in dat lid bedoelde regelen zou voortvloeien;

Voorts wordt aan artikel 24a toegevoegd:

3°. — boven de bijdragen, bedoeld onder 1° — ter gedeeltelijke voorziening in ongedekte jaarlijkse kosten, voortspruitende uit de exploitatie van woningen (waaronder mede begrepen woongebouwen) voor bejaarden, waarvan de krachtens artikel 24/>, eerste lid, vastgestelde huur met het oog op het inkomenspeil der bewoners op een lager bedrag is gesteld, dan uit de in dat lid bedoelde regelen zou voortvloeien.

C.

In artikel 24 d wordt tussen „24a” en „ ,24 b" ingevoegd: , uitgezonderd het vermelde onder 2° en 3°.

Voorts wordt aan dit artikel toegevoegd een nieuwe zin, luidende:

Het bepaalde in artikel 24a, onder 3°, en in artikel 25 a is mede van toepassing op woningen, welke vóór het in werking treden van die bepaling zijn gereed gekomen en waarvoor geldelijke steun is verleend op grond van de ter uitvoering van artikel 24a, onder 1°, vastgestelde Beschikking bijdragen Woningwetbouw 1950 en Beschikkingen verminderde bijdragen Woningwetbouw 1950 en 1950 I.

D.

Artikel 25 wordt vervangen door een nieuw artikel, luidende:

Artikel 25.

1. De bijdragen ter tegemoetkoming in de ongedekte jaarlijkse kosten, veroorzaakt door de opruiming van krotten of de verbetering van woningen, bedoeld in artikel 24a, onder 2°, worden in maximum toegekend tot een bepaald bedrag, zijnde de helft van de geraamde ongedekte jaarlijkse kosten, onder voorwaarde, dat de gemeente een gelijk bedrag bijdraagt. Ten aanzien van gemeenten, welker financiële toestand niet toelaat de helft bij te dragen, kan Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting een bijzondere regeling treffen. Onze Minister is bevoegd in plaats van jaarlijkse bijdragen een uitkering ineens van haar gekapitaliseerde waarde toe te kennen.

2. De bijdragen ter gedeeltelijke voorziening in ongedekte jaarlijkse kosten, voortspruitende uit de exploitatie van woningen ter vervanging van krotten, bedoeld in artikel 24a, onder 2°, worden alleen toegekend, voor zover een tenminste even groot aantal krotten wordt opgeruimd of blijvend aan de bewoning wordt onttrokken, als nieuwe woningen worden gebouwd. Zij worden toegekend tot door Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting te bepalen maximum bedragen voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaren, aanvangende op het tijdstip, waarop de woningen voor bewoning gereed zijn, onder voorwaarde, dat de gemeente gelijke bedragen bijdraagt. Van de mogelijkheid om de huur op een lager bedrag te stellen, als bedoeld in artikel 24a, onder 2°, mag alleen gebruik worden gemaakt ten aanzien van personen, die tot dusver niet een gelijkwaardige of een betere woning bewoonden. De vaststelling van de huur geschiedt alsdan door het gemeentebestuur, volgens door Onze Minister te stellen regelen. De jaarlijks uit te keren bijdrage is gelijk aan de helft van het verschil tussen de huur, die uit de in artikel 24 b, eerste lid, bedoelde regelen zou voortvloeien, en de vastgestelde huur.

3. Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting kan nadere voorschriften geven ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

E.

Na artikel 25 wordt ingevoegd een nieuw artikel 25a, luidende:

Artikel 25a.

1. De in artikel 24a, onder 3°, bedoelde bijdragen worden toegekend tot een door Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting te bepalen maximum bedrag voor een tijd-