STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

BESLUIT van 24 November 1953 tot toepassing van de artikelen 14 en 15 der Warenwet (Stb. 1935, 793) op eieren en tot wijziging van het Algemeen Besluit (Warenwet). (Eierenbesluit [Warenwet].)

Wu JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, d.d. 10 September 1953, No. 12471, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;

Gelet op de artikelen 14 en 15 der Warenwet (Stb. 1935, No. 793), op artikel 3 van de Wet van 19 Juli 1950 (Stb. K 299) en op artikel 3 van Ons besluit van 30 Augustus 1952 (Stb. 458);

Gezien het advies van de Commissie, bedoeld in artikel 17 der Warenwet (Stb. 1935, No. 793);

De Raad van State gehoord (advies van 13 October 1953, No. 19);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 17 November 1953, No. 14703, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

a. eieren: kippen-, eenden- en ganzeneieren;

b. eiproducten: producten, geheel of hoofdzakelijk bestaande uit niet meer in de schaal aanwezige eibestanddelen en bestemd om als grondstof voor de bereiding van eet- of drinkwaren te dienen; de eiproducten worden onderverdeeld in primaire, gedroogde en samengestelde eiproducten;

c. primaire eiproducten: de gehele ei-inhoud of het afgezonderd eiwit of de afgezonderde eierdooiers;

d. gedroogde eiproducten: eiproducten in droge vorm, verkregen door aan een primair eiproduct water te onttrekken;

e. samengestelde eiproducten: de eiproducten, verkregen uit primaire of uit gedroogde eiproducten door deze met andere stoffen te vermengen, voorzover het gehalte aan eibestanddelen in het samengestelde eiproduct ten minste 50 % bedraagt;

ƒ. pasteurisatie-inrichting: inrichting voor het pasteuriseren van eieren of eiproducten, waarvoor een vergunning is verstrekt, als bedoeld in artikel 12, lid 2, of artikel 13, lid 3;

g. directeur van de keuringsdienst: de directeur van de keuringsdienst van waren voor het gebied, waarin de betreffende inrichting is gevestigd;

h. stempels: alle aanduidingen, welke door middel van een stempel op de eieren zelve worden aangebracht;

*• normblad: het geldende normblad, uitgegeven door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland.

2. De bepalingen van dit besluit met betrekking tot eenden, onderscheidenlijk eendeneieren, zijn mede van toepassing op ganzen, onderscheidenlijk ganzeneieren.

Artikel 2, 1. Eieren mogen uitsluitend en moeten worden aangeduid met een der navolgende aanduidingen:

a. verse eieren, behoudens het bepaalde in artikel 3, lid 1, laatste zin;

f’- koelhuiseieren; c - geconserveerde eieren; d. kalkeieren; e - eieren tweede soort;

ƒ. gepasteuriseerde eieren;

g. een aanduiding, voor het gebruik waarvan — zo nodig onder door Ons te stellen voorwaarden — Onze toestemming is verkregen.

2. In aanduidingen, in lid 1 vermeld, moet het woord „eieren” bij eieren, van eenden of ganzen afkomstig, worden vervangen naar hun afkomst door „eendeneieren” of „ganzeneieren”.

Bij eieren, van kippen afkomstig, mag in de aanduidingen, in lid 1 vermeld, het woord eieren worden vervangen door „kippeneieren”.

3. Zijn de eieren uit Nederland afkomstig, dan mag in de aanduiding het woord „Nederlandse” of „Hollandse” worden opgenomen.

4. Eieren, welke een onderdompeling in minerale of vette olie hebben ondergaan, mogen als „geolied” worden aangeduid.

Voor de toepassing van dit besluit wordt deze onderdompeling niet aangemerkt als een bederfwerende handeling, als bedoeld in de artikelen 3 en 5.

Artikel 3. 1. De aanduiding „verse eieren” mag uitsluitend worden gebezigd voor Nederlandse eieren, welke niet in een koelinrichting zijn bewaard en geen andere bederfwerende behandeling hebben ondergaan en bovendien voldoen aan de eisen, in lid 3 en 4 gesteld. Deze eieren mogen ook als „eieren” worden aangeduid, indien zij van kippen afkomstig zijn.

2. Verse eieren mogen niet van stempels zijn voorzien, behoudens die, welke krachtens enig ander wettelijk voorschrift op eieren moeten of mogen worden aangebracht.

3. Eieren, welke niet zijn voorzien van een der stempels, als bedoeld in de artikelen 4, 5, 7 en 8, moeten, behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 4, voldoen aan de volgende eisen:

a. zij moeten bij schouwing een onduidelijk zichtbare dooier bevatten;

b. zij moeten bij schouwing doorschijnend zijn en stevig eiwit en een luchtkamer van niet meer dan 6 mm diepte bevatten;

onder de diepte van de luchtkamer wordt verstaan de lengte van de loodlijn, opgericht gedacht in en gemeten van af het middelpunt van het vlak van de cirkel, welke door de luchtkamer bij het schouwen op de eischaal wordt afgetekend, tot aan de bovenkant van het gedeelte van die schaal, dat de luchtkamer afsluit;

Onze Minister, met de uitvoering van dit besluit belast, is bevoegd, de eis voor de diepte van deze luchtkamer te wijzigen, mits deze eis niet op kleiner dan 4 mm en niet op groter dan 7 mm diepte wordt gesteld;

c. hun inhoud moet bij schouwing vrij zijn van duidelijk zichtbare vlekken of stippen, van een donkere rand op de scheiding van luchtkamer en eiwit, alsmede van aanwijzingen, welke duiden op ontwikkeling van een kuiken;

d. zij mogen niet vuilschalig zijn;

e. zij mogen — voor zover het kippeneieren betreft — niet anders dan droog zijn gereinigd, onverminderd het sub ƒ bepaalde;

/. zij mogen geen behandeling hebben ondergaan, waardoor zij ongeschikt zijn als vers te kunnen gelden;

g. hun inhoud mag geen afwijkende smaak of geur bezitten en moet in deugdelijke toestand verkeren.

4. De bepaling, bedoeld in lid 3, onder c, betreffende bij schouwing zichtbare vlekken of stippen, is niet van toepassing op eieren met vlekken of stippen, door bloed veroorzaakt, welke pluimveehouders aan anderen dan verbruikers verkopen of afleveren.