4e. de wanden moeten van steen zijn of van een daarmee gelijk te stellen materiaal en aan de binnenzijde gewit of in lichte kleur geverfd of met gladde tegels bedekt zijn;

5e. de lokalen moeten voldoend zijn ingericht voor de handelingen, bedoeld in artikel 19;

6e. zij mogen — met uitzondering van de lokalen, bedoeld in artikel 19, onder c — geen voorwerpen of zelfstandigheden van welke aard ook bevatten, welke niet aanwezig moeten zijn voor of in verband met de arbeid, welke er wordt verricht;

7e. zij moeten elk zijn voorzien van een goed ingerichte handenwasgelegenheid met vaste aan- en afvoer, welke steeds zijn voorzien van zeep, nagelborstel en een voldoend aantal, eventueel papieren, handdoeken, bestemd voor éénmalig gebruik.

2. De lokalen, bedoeld in artikel 19, onder a, mogen geen deuren of openingen hebben, welke rechtstreeks toegang kunnen verlenen tot de lokalen, bedoeld in artikel 19, onder b en c.

3. In de lokalen, bedoeld in artikel 19, onder c, mogen zich geen ongepasteuriseerde eendeneieren bevinden en evenmin waren, welke ongepasteuriseerde bestanddelen van eendeneieren bevatten.

Artikel 21. 1. Personen, werkzaam in een lokaal, bedoeld in artikel 19, onder a, mogen niet worden toegelaten noch werkzaam zijn in lokalen, als bedoeld in artikel 19, onder b of c. Personen, werkzaam in een lokaal, bedoeld in artikel 19, onder b en c, mogen niet worden toegelaten noch werkzaam zijn in lokalen, als bedoeld in artikel 19, onder a.

2. In lokalen, als bedoeld in artikel 19, onder a, b of c, mogen, onverminderd het bepaalde in artikel 6 van het Algemeen Besluit (Warenwet), geen personen werkzaam zijn, lijdende aan zweren, etterende wonden of huidziekten aan hoofd, armen of handen; evenmin mogen daarin personen werkzaam zijn, die gevaar opleveren voor het overbrengen van besmettelijke ziekten.

Artikel 22. 1 . Vuilschalige eendeneieren, bestemd voor de bereiding van primaire eiproducten, moeten voor het breken door wassen worden gereinigd.

2. Indien een vreemd bestanddeel, als bedoeld in artikel 13, lid 5, wordt gebezigd, moet dit voor de pasteurisatie worden toegevoegd.

3. Na de pasteurisatie van primaire eendeneiproducten moet het verkregen product terstond en snel worden afgekoeld tot 13 °C. of lager.

4. De voorwerpen, waarin de inhoud van een pasteurisatieketel wordt afgetapt, moeten deugdelijk zijn gereinigd; zij moeten op zodanige wijze worden en zijn gevuld en afgesloten, dat geen besmetting van de waar kan plaatsvinden.

5. Het gepasteuriseerde product mag tijdens het aftappen niet bevatten:

a. levende Salmonella-bacteriën;

b. micro-organismen der coli-aerogenes-groep bij onderzoek van 1 g of 1 ml;

c. meer dan 2000 kweekbare kiemen per 1 g of 1 ml.

Artikel 23. 1. Alle toestellen, leidingen en gereedschappen, m gebruik bij de behandeling van eendeneieren of bij de bereiding en behandeling van primaire eendeneiproducten, moeten dagelijks na gebruik deugdelijk worden gereinigd en gedesinfecteerd.

2. Het verloop van elke pasteurisatie van eendeneieren of v an primaire eendeneiproducten moet, voor wat betreft temperatuur en tijd, automatisch als een thermogram worden opgetekend, dat gedurende tenminste twee maanden moet worden bewaard. Elk thermogram moet zijn voorzien van de datum en het nummer van de charge en van een aanduiding van het gebruikte toestel, een en ander ten genoegen van de directeur v an de keuringsdienst.

Artikel 24. 1. In elke pasteurisatie-inrichting moet een re gister dagelijks worden bijgehouden, waarin naast de datum "'ordt vermeld:

a • de hoeveelheid, de aard en het nummer van elke charge;

b. de tijdsduur van elke pasteurisatie, nauwkeurig berekend uit het thermogram;

c. de minimumtemperatuur, waarbij de pasteurisatie van elke charge heeft plaatsgehad, uit het thermogram afgelezen tot op 0,5 °C. nauwkeurig;

d. de temperatuur van de verwarmingsvloeistof in de pasteurisatieketels, dagelijks opgemeten met behulp van een geijkte thermometer, welke opgave dient te geschieden naast die van de onder c genoemde temperatuur.

2. In elke pasteurisatie-inrichting moet een register dagelijks worden bijgehouden, waarin wordt aangetekend:

a. de herkomst van de aangevoerde eieren, hun aantal en de datum van ontvangst;

b. het aantal verwerkte eieren, chargenummer en de datum van verwerking;

c. naam en adres van de afnemers, datum van aflevering, chargenummer en hoeveelheid van elke levering van gepasteuriseerde eieren of gepasteuriseerd eiproduct.

Artikel 25. Een toestel, bestemd voor de bereiding van gedroogde eiproducten, mag niet dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de directeur van de keuringsdienst worden gebezigd voor de bereiding of bewerking van andere producten. De belanghebbende kan bij weigering van bedoelde toestemming binnen drie weken, nadat hem deze is medegedeeld en onder overlegging daarvan, in beroep gaan bij Onze Minister, met de uitvoering van dit besluit belast.

Hangende het beroep blijft de beslissing van de directeur van de keuringsdienst van kracht.

Artikel 26. Voor de beoordeling, of de waren, in dit besluit bedoeld, voldoen aan de gestelde eisen, moet worden gebruik gemaakt van de onderzoekingsmethoden, aangegeven in de bij dit besluit gevoegde bijlage, voorzover deze daarvoor toereikend zijn.

Artikel 27. 1. Het Koninklijk besluit van 27 December 1945 (Stb. F 326) wordt ingetrokken.

2. Het bepaalde in artikel 1, onder VII, van Ons besluit van 30 Augustus 1952 (Stb. 458) tot wijziging van het Algemeen Besluit (Warenwet) vervalt.

3. Het Eierenbesluit (Stb. 1931, No. 375) wordt ingetrokken.

Artikel 28. Artikel 4 van het Algemeen Besluit (Warenwet) wordt gelezen als volgt:

„Artikel 4

Eenden- of ganzeneieren of producten, bestaande uit of samengesteld met de gehele of gedeeltelijke inhoud van eendenof ganzeneieren, mogen niet worden gebruikt bij de bereiding van waren, noch aanwezig zijn in percelen, waar waren worden bereid, tenzij de bedoelde eieren of de gehele of gedeeltelijke inhoud dezer eieren zijn gepasteuriseerd en als zodanig zijn aangeduid overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 1, onderscheidenlijk artikel 13, lid 2, van het Eierenbesluit (Warenwet). De directeur van de keuringsdienst van waren voor het gebied, waarin die bereiding plaats vindt, kan van deze bepaling ontheffing verlenen met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.”.

Artikel 29. Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel „Eierenbesluit (Warenwet)”.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 24 November 1953.

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken

en Volksgezondheid,

J. G. SUURHOFF.

Uitgegeven de achtste December 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.