tweede leerkring gedurende ten minste 120 uren; die in het tweede leerjaar van deze leerkring gedurende ten minste 160 uren.

Artikel 51. De directeur en de leraar in het vak opvoedkunde houden toezicht op de uitvoering van het oefenplan.

Artikel 52. De scholen, waarin de oefening in de practijk van het lesgeven door de leerlingen plaats heeft, zijn toegankelijk voor de hoofdinspecteur, voor de directeur der kweekschool en voor de leraren, voor wie de directeur dit nodig acht.

Artikel 53. 1. De vorming der leerlingen van de derde leerkring in de scholen voor lager onderwijs geschiedt gedurende ten minste 200 schooltijden volgens een door de directeur in overleg met de leerling opgemaakt plan en met inachtneming van de in het volgende artikel gestelde regelen. Dit plan wordt tijdig door de directeur aan de hoofdinspecteur medegedeeld.

2. Op het in het vorige lid genoemde aantal schooltijden kan tot een maximum van 20 schooltijden in mindering worden gebracht de tijd, doorgebracht aan een kleuterschool, en tot een maximum van 10 schooltijden de tijd, doorgebracht aan een paedagogisch of aan een psychologisch instituut van een Nederlandse universiteit of hogeschool.

3. Onder een schooltijd van de scholen, waarin de vorming plaats heeft, wordt in dit en in het volgende artikel verstaan een morgen of een middag gedurende welke volgens de rooster van lesuren ten minste twee uren onderwijs wordt gegeven.

Artikel 54. 1. De leerlingen van de derde leerkring zijn verplicht ten minste 100 schooltijden door te brengen in scholen voor gewoon lager onderwijs. Zij behoren met twee of drie typen van deze scholen kennis te maken en in elke school ten minste 20 schooltijden door te brengen.

2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, behoren de leerlingen ten minste 70 schooltijden door te brengen in scholen van twee andere soorten van lager onderwijs en in elk der gekozen scholen gedurende ten minste 30 schooltijden.

Artikel 55. 1. Ten minste een maand voor de aanvang van elke cursus zendt de directeur van de kweekschool aan de hoofdinspecteur een opgave van de scholen, waarin de vorming van de leerlingen van de derde leerkring zal plaats hebben.

2. Indien naar het oordeel van de hoofdinspecteur een in deze opgave voorkomende school niet in aanmerking komt voor het beoogde doel, geeft hij daarvan binnen een maand kennis aan de directeur. Deze school wordt alsdan door de directeur uit de opgave verwijderd en door een andere vervangen.

Artikel 56. De scholen, waarin de vorming van de leerlingen plaats heeft, zijn toegankelijk voor de hoofdinspecteur, voor de directeur der kweekschool en voor de leraren, voor wie de directeur dit nodig acht.

Artikel 57. Zo spoedig mogelijk na de dagtekening van de benoeming en in elk geval voor de datum van indiensttreding geeft het bestuur in een door Onze Minister vastgestelde vorm van de benoeming van een leraar kennis aan Onze Minister en aan de hoofdinspecteur onder opgave van de aard der benoeming, de lessen, waarmede de benoemde zal worden belast, e n de bevoegdheden, waarover deze beschikt.

Artikel 58. De afwijkingen, bedoeld in artikel 23, eerste hd onder h, der wet, zijn:

a - in artikel 6, eerste en tweede lid, in artikel 20, eerste en weede lid, in artikel 21, eerste, tweede en derde lid, in arti25, in artikel 26, eerste en tweede lid, in artikel 27 onder

e n in artikel 74, derde lid, van het Ambtenarenreglement K t)kskweekscholen wordt in plaats van „Onze Minister” of «Onzen Minister” telkens gelezen: het bestuur;

b. in artikel 9 van het Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen vervallen de woorden „aan een school, als bedoeld in artikel 3”; wordt in plaats van „een andere zodanige school of aan” gelezen: gesubsidieerde bijzondere kweekscholen, Rijkskweekscholen; en wordt in plaats van „Onze Minister” gelezen: het bestuur;

c. artikel 18, eerste lid, van het Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen wordt gelezen: Ander verlof buiten de schoolvacanties voor langer dan een week wordt met behoud van bezoldiging slechts verleend met goedkeuring van Onze Minister. Verlof voor langer dan een jaar en studieverlof worden buiten genot van bezoldiging verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister het verlof in het openbaar belang gegeven wordt;

d. in artikel 16, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt in plaats van „lid van Gedeputeerde Staten van een provincie of van wethouder van een gemeente” gelezen: lid van de Eerste of van de Tweede Kamer der StatenGeneraal, lid van Gedeputeerde Staten van een provincie of van wethouder van een gemeente; en wordt in plaats van „de artikelen 4, eerste lid, onder b, en tweede lid, en 5” gelezen: de artikelen 4 en 5;

e. artikel 6, derde lid, artikel 8 en artikel 31 van het Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen worden niet toegepast dan na verkregen goedkeuring van Onze Minister;

ƒ. indien het bestuur naar het oordeel van Onze Minister in gebreke blijft te handelen overeenkomstig artikel 20, eerste en tweede lid, artikel 25, artikel 26, eerste en tweede lid, of artikel 27 onder b van het Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen, kan Onze Minister de daarbedoelde maatregelen nemen.

Artikel 59. 1. Bij het vaststellen van het bedrag der vergoeding, bedoeld in artikel 25 der wet, gaat Onze Minister er van uit, dat de directeur en drie leraren te zamen zijn belast met een aantal lessen, overeenkomende met ten minste 85 lessen van 50 minuten per week, en dat de lessen op de voor het Rijk minst kostbare onderwijskundig verantwoorde wijze over de leraren worden verdeeld.

2. In bijzondere gevallen kan Onze Minister, op verzoek van het bestuur, telkens voor niet langer dan een cursus, het bepaalde in het vorige lid geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten.

Artikel 60 . I. Behoudens in de gevallen, bedoeld in het derde lid, komen de kosten van parallel klassen van een leerjaar van de eerste leerkring voor vergoeding in aanmerking, indien bij de aanvang van de cursus het aantal leerlingen in het ongesplitste leerjaar of, bij splitsing in een of meer parallelklassen er van het getal 30 heeft overschreden.

2. Behoudens in de gevallen, bedoeld in het derde lid, komen de kosten van parallelklassen van een leerjaar van de tweede leerkring voor vergoeding in aanmerking, indien bij de aanvang van de cursus het aantal leerlingen in het ongesplitste leerjaar of, bij splitsing, in een of meer parallelklassen er van het getal 26 heeft overschreden.

3. In de gevallen, waarin Onze Minister ten aanzien van een Rijkskweekschool zou hebben bevolen, dat de splitsing van een leerjaar achterwege moest blijven, komen de kosten, welke uit de splitsing voortvloeien, voor vergoeding niet in aanmerking.

4. In andere gevallen dan die, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen de kosten van parallelklassen van een leerjaar voor vergoeding in aanmerking komen, indien Onze Minister, de hoofdinspecteur gehoord, van oordeel is, dat bijzondere omstandigheden het geven van vruchtdragend onderwijs in het ongesplitste leerjaar of, bij splitsing, in een of meer parallelklassen van dat leerjaar onmogelijk hebben gemaakt.

5. De kosten van parallelklassen van het leerjaar van de derde leerkring komen voor vergoeding in aanmerking, indien Onze Minister, de hoofdinspecteur gehoord, verklaart, dat de splitsing voor het onderwijs wenselijk of nodig is geweest.