STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

551

BESLUIT van 9 December 1953, houdende vaststelling van bekwaamheidseisen voor bevordering van politieambtenaren tot rangen beneden die van adspirant-officier der Rijkspolitie en surnumerair van gemeentepolitie. (Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie.)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 15/21 September 1953, afd. Politie, no. P 5000/237, en afd. O.O. & V., no. U 3894;

De Raad van State gehoord (advies van 27 October 1953, no. 20);

Gelet op artikel 4, eerste lid, van het Politiebesluit 1945 en op artikel 7, derde lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie;

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 30 Nov./2 Dec. 1953, afd. Politie, no. P. 5000/237 en afd. O.O. & V., no. U 4278;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. 1. Om bevorderd te kunnen worden tot wachtmeester der Rijkspolitie of tot agent van gemeentepolitie, moet de adspirant der Rijkspolitie of de adspirant van gemeentepolitie, onverminderd de eis van geschiktheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, in het bezit zijn van het politiediploma A en tevens van het politievaardigheidsdiploma.

2. Om bevorderd te kunnen worden tot wachtmeester der Rijkspolitie le klasse of tot hoofdagent van gemeentepolitie, moet de wachtmeester der Rijkspolitie of de agent van gemeentepolitie, onverminderd de eis van geschiktheid, bedoeld >n artikel 7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, ten minste 6 dienstjaren hebben en tevens in het bezit zijn van het politiediploma Aa. De wachtmeester der Rijkspolitie en de agent van gemeentepolitie, die ten minste 20 dienstjaren hebben, kunnen, onverminderd de eis van geschiktheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, tot wachtmeester der Rijkspolitie le klasse, onderscheidenlijk hoofdagent van gemeentepolitie, worden bevorderd, mdien zij voor 10 Mei 1940 als marechaussee, rijksveldwachter, agent van gemeentepolitie of gemeenteveldwachter in dienst traden.

3- Om bevorderd te kunnen worden tot opperwachtmeester der Rijkspolitie of tot brigadier van gemeentepolitie moet de wachtmeester der Rijkspolitie le klasse of de hoofdagent van gemeentepolitie, onverminderd de eis van geschiktheid, bedoeld m artikel 7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, ten minste 10 dienstjaren hebben en tevens in het bezit zijn van het politiediploma B.

4; Om bevorderd te kunnen worden tot adjudant der Rijkspolitie of tot adjudant van gemeentepolitie moet de opperwachtmeester der Rijkspolitie of de brigadier van gemeentepolitie, onverminderd de eis van geschiktheid, bedoeld in arti7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, ten minste

4 dienstjaren hebben en tevens in het bezit zijn van het Politiediploma B. De opperwachtmeester der Rijkspolitie en

e brigadier van gemeentepolitie kunnen, onverminderd de eis

van geschiktheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie en van dat voor de gemeentepolitie, tot adjudant der Rijkspolitie, onderscheidenlijk adjudant van gemeentepolitie, worden bevorderd, indien zij voor 10 Mei 1940 als marechaussee, rijksveldwachter, agent van gemeentepolitie of gemeenteveldwachter in dienst traden.

5. Voor wat het personeel van het Korps Rijkspolitie aangaat, kan Onze Minister van Justitie, en voor wat het personeel der gemeentepolitie aangaat, kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken in zeer bijzondere gevallen van het bepaalde bij de voorgaande leden afwijking toestaan.

Artikel 2. 1. Als dienstjaren, bedoeld in artikel 1, geldt de tijd, doorgebracht:

a. in dienst bij de Koninklijke Marechaussee, zijnde het militaire onderdeel, bedoeld in het Koninklijk besluit van 31 December 1830, Stb. 102, echter alleen voor zover het betreft degenen, die op 10 Mei 1940 tot dit wapen behoorden en die sedertdien zonder onderbreking daarbij in dienst zijn gebleven, met dien verstande, dat de tijd na 8 Februari 1950 doorgebracht in dienst bij dit wapen niet meer als diensttijd geldt;

b. in dienst bij de marechaussee (gendarmerie), zijnde het politiekorps ingesteld bij de Verordening Organisatie Politie (Verordeningenblad voor het bezette Nederlandse gebied 1942, no. 147), alsmede het politiekorps, dat als voortzetting van de Koninklijke Marechaussee hier te lande politiediensten verrichtte van 15 Mei 1940 tot 1 Maart 1943;

c. in dienst bij de bezoldigde Rijksveldwacht, zijnde het politiekorps, ingesteld bij Koninklijk besluit van 11 November 1856, Stb. 114;

d. in dienst bij de staatspolitie of de staatsrecherche, zijnde de politiekorpsen ingesteld bij de Verordening Organisatie Politie ( Verordeningenblad voor het bezette Nederlandse gebied 1942, no. 147);

e. in dienst bij de gemeentepolitie, zijnde de gemeentelijke politiekorpsen, berustende op de Gemeentewet, onderscheidenlijk op het Politiebesluit 1945, behalve de tijd doorgebracht als adspirant;

ƒ. in dienst bij het Korps Rijkspolitie, berustende op het Politiebesluit 1945, behalve de tijd dcorgebracht als adspirant;

g. als bezoldigd gemeenteveldwachter, krachtens een aanstelling berustende op de Gemeentewet;

h. als Rijksrechercheur, bezoldigd overeenkomstig het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934, zoals dit sedertdien is gewijzigd, dan wel volgens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, zoals dit sedertdien is gewijzigd;

i. als lid van de v.m. parketwacht, voor zover hij nadien deel is gaan uitmaken van het Korps Rijkspolitie of van de gemeentepolitie;

j. als lid van het v.m. Korps Politietroepen, voor zover hij na 15 Mei 1940 in dienst is getreden of aangesteld bij of in een der bovenvermelde korpsen, onderdelen of ambten, voor zover deze indiensttreding of aanstelling onmiddellijk aansluit aan zijn ontslag bij het Korps Politietroepen, dan wel niet later is geschied dan 1 Augustus 1941.

2. Voor de ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie, die reeds in dienst waren op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, kan de diensttijd, doorgebracht als adspirant, geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op de dienstjaren bij het Korps Rijkspolitie en/of de gemeentepolitie, met dien verstande, dat in ieder geval één jaar van de diensttijd als adspirant wordt afgetrokken.