4 t/m 8. Bijzondere wetten.

Een goed inzicht in doel, strekking en practische toepassing van de wetten en daaruit voortvloeiende voorschriften, genoemd in het programma voor het examen ter verkrijging van het politiediploma A, onder II, vakken 4 tot en met 7 (groepen A tot en met D), met dien verstande dat daaraan, voor wat het programma voor het examen ter verkrijging van het politiediploma B betreft, wordt toegevoegd: onder groep A, no. 2: Uitvoeringsbesluit Autovervoer Personen en voorts:

8. Groep E:

1. Nuttige-Dierenwet 1914;

2. a. Wet van 26 April 1884, Stb. 81, houdende nadere bepalingen

omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontvlambare en ontplofbare stoffen (summiere kennis);

b. Reglement op het vervoer van ontplofbare stoffen;

3. Steenhouwerswet;

4. Opiumwet, Stb. 1928, 167;

5. Wet van 10 April 1869, Stb. 65, tot vaststelling van bepalingen betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisrechten;

6. a. Brandweerwet (summiere kennis);

b. Koninklijk besluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 3, tweede lid, der Brandweerwet;

7. a. Bioscoopwet;

b. Koninklijk besluit van 22 December 1927, Stb. 401, tot uitvoering van artikel 15, tweede lid, der Bioscoopwet (z.g. Bioscoopbesluit);

8. Wet van 25 November 1948, Stb. I 514, tot wederinvoering van de totalisator.')

9. Practisch politie-optreden.

Begrip van de algemene taak der politie en inzicht in politieoptreden bij strafbare feiten, enige kennis van de hulpmiddelen, welke justitie en politie ten dienste staan bij het op- en nasporen daarvan, enige kennis van criminele tactiek, en van politieoptreden bij ordeverstoringen, verkeersregeling, ernstige ongevallen, zoals door electriciteit, gasbedwelming, verdrinking, brand, neerstorting van een gevel, instorting van een bouwstelling, aanrijding, enz.

Behoort bij het Koninklijk besluit van 9 December 1953 iStb. 551).

Mij bekend, De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.

BIJLAGE III

Programma voor het examen ter verkrijging van het getuigschrift wegens kennis van een taal

1. Het lezen van een stuk zeer eenvoudig proza in de taal en het daarna, zonder gebruikmaking van een woordenboek, vertalen daarvan in de Nederlandse taal.

2. Het beantwoorden in de taal van in de taal gestelde vragen met betrekking tot het wijzen van de weg, het aanduiden van bezienswaardigheden, e.d. onderwerpen.

‘) Wordt een wet of een uitvoeringsvoorschrift door een nieuw(e) vervangen, dan wordt de nieuwe wet of het nieuwe uitvoeringsvoorschrift geacht in de plaats te zijn gesteld van de oude wet of het oude uitvoeringsvoorschrift.

3. Het geven van korte aanwijzingen in de taal ten aanzien van het wegverkeer en het stellen van vragen bij aanrijdingen.

4. Het ondervragen in de taal van een ter zake van de meest voorkomende strafbare feiten staande gehouden verdachte tot het verkrijgen van gegevens voor het opmaken van een procesverbaal.

Behoort bij het Koninklijk besluit van 9 December 1953 (Stb. 551).

Mij bekend, De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

De Minister van Binnenlandse Zaken.

BEEL.

552

BESLUIT van 9 December 1953, houdende wijziging van het Besluit aanstellingseisen politieambtenaren 1949.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 15/21 September 1953, afdeling Politie, no. P 5000/237, en afdeling O.O. & V., no. U 3894;

Gelet op artikel 4, eerste lid. onder c, van het Politiebesluit 1945;

De Raad van State gehoord (advies van 27 October 1953, no. 20);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 30 Nov./2 Dec. 1953, afdeling Politie, no. P. 5000/237 en afdeling O.O. & V., no. U 4278;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. In het Besluit aanstellingseisen politieambtenaren 1949 wordt na artikel 1 ingevoegd een nieuw artikel Ibis, luidende:

„Voor aanstelling tot:

1. wachtmeester der Rijkspolitie of agent van gemeentepolitie,

2. wachtmeester der Rijkspolitie le klasse of hoofdagent van gemeentepolitie,

3. opperwachtmeester der Rijkspolitie of brigadier van gemeentepolitie en

4. adjudant der Rijkspolitie of adjudant van gemeentepolitie komt uitsluitend in aanmerking hij, die voldoet aan de eisen voor bevordering tot de desbetreffende rang, gesteld onderscheidenlijk in de leden 1, 2, 3 en 4 van artikel 1 van het Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie”.

Artikel 2. Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1954.

Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken zijn, ieder voor zoveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 9 December 1953. De Minister van Justitie,

JULIANA.

L. A. DONKER.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de vijftiende December 1953 De Minister van Justitie’ L. A. DONKER-