De artikelen 82 en 139 kunnen door overschrijving uit vorenbedoelde bedragen worden aangevuld, terwijl overschrijving tussen de artikelen 82 en 139 eveneens is toegestaan.

Artikel VIII

Ten gevolge van het bepaalde in de voorgaande Artikelen van deze wet wordt: verhoogd verminderd en mitsdien met: met: gebracht op: de Gewone dienst............. ƒ19611 350 ƒ1646 900 86 8 de Buitengewone dienst II. Kapitaalsuitgaven...........ƒ 26 029 000 244 085 225 Gewone dienst Afdeling I Afdeling 1................ 7 200 18 437 427 Onderafdeling I............. 7 200 16 948 627 Afdeling III Afdeling III............... 23 940 175 1262 468 060 Onderafdeling III Onderafdeling III............ 146 000 121 823 459 Paragraaf 1 Paragraaf 1 ............... 146 000 114 008 130 B.................... 146 000 826 072 Onderafdeling IV Onderafdeling IV............ 123 810 600 312 353 225 Paragraaf 3 ............... 123 810 600 201 531 331 Onderafdeling VI Onderafdeling VI............ 8 317 900 69 903 920 Paragraaf 3 ............... 4 733 500 18 233 500 Paragraaf 4 ............... 3 584 400 5 584 400 Onderafdeling VII............. 155 922 675 573 961 613 Afdeling IV Afdeling IV............... 4 024 000 313 305 947 Onderafdeling IV Onderafdeling IV............ 4 024 000 199 375 574 Paragraaf 4 ............... 4 024 000 100 084 126 Afdeling V............... 293 725 14 320 045 Afdeling VI.............. 3 900 31 122 689 Buitengewone dienst II. Kapitaalsuitgaven Afdeling III Afdeling III............... 746 000 147 116 459 Onderafdeling II Onderafdeling II............. 140 000 139 768 969 Paragraaf 1 ............... 140 000 139 768 969 Onderafdeling VI Onderafdeling VI............ 886 000 7 347 490 Paragraaf 3 ............... 1 316 000 3 184 000 Ingevoegd: en gebracht op: Paragraaf 4 ............... 430 000 en mitsdien Afdeling IV gebracht op: Afdeling IV............... 17 225 000 51 979 790 Onderafdeling II Onderafdeling II............. 1 7 590 000 5 1 614 790 Paragraaf 1 ............... 17 590 000 51 614 790 Ingevoegd: en gebracht op: Onderafdeling V............. 365 000 Afdeling V............... 44 000 000

Tasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 9 December 1953.

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

Uitgegeven de achttiende December 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

^|e voor de behandeling in de Staten-Generaal: SS. 1 - Hand. II 52/53, 3069; • Hand. II 53/54, 3069; Hand. II 53/54, bladz. 99; 1JI> Ha nd. I 53/54, 3069; Hand. I 53/54, bladz. 63.

BESLUIT van 25 November 1953, houdende regelen ter uitvoering van artikel 24, tiende lid, der Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken a.i. en van Justitie van 28 Juli 1953, No. U 3496, Afdeling Openbare Orde en Veiligheid (Bureau Algemene en Juridische Zaken);

Gelet op artikel 24, vierde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361);

De Raad van State gehoord (advies van 1 September 1953, No. 15b);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van 13 October 1953, No. 3802, Afdeling Openbare Orde en Veiligheid (Bureau Algemene en Juridische Zaken);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. 1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Commissaris in de provincie kunnen, met inachtneming van de voorschriften van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, aan de burgemeester opdracht geven bepaalde met name aangeduide personen te interneren door hen aan te houden en over te brengen of te doen aanhouden en overbrengen naar de bij die opdracht aangewezen interneringsinrichting.

2. Onze Commissaris in de provincie doet van een door hem gegeven opdracht terstond mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 2. In afwachting van een gelegenheid tot overbrenging naar de interneringsinrichting kan de burgemeester de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats in de gemeente brengen of doen brengen en hem aldaar doen verblijven.

Artikel 3. 1. Indien naar het oordeel van de burgemeester gegrond vermoeden bestaat, dat een bepaald persoon de openbare orde, rust en veiligheid in gevaar zal brengen, kan hij bij Onze Commissaris in de provincie een met redenen omkleed voorstel indienen om deze persoon te doen interneren.

2. Onze Commissaris in de provincie stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken onverwijld in kennis met het voorstel van de burgemeester. Hij geeft daarbij zijn oordeel omtrent het voorstel te kennen en deelt mede of hij al of niet opdracht tot internering heeft gegeven.

Artikel 4. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 25 November 1953.

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL. De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Uitgegeven de achttiende December 1953. De Minister van Justitie, L. A. DONKER.