Artikel 14. Indien op of na 1 Januari 1954 een gebouwd onroerend goed wordt gesplitst in twee of meer gebouwde onroerende goederen en ten behoeve van deze splitsing technische voorzieningen zijn aangebracht, kan de huurprijs van de nieuw ontstane gebouwde onroerende goederen gedurende een termijn van dertien jaren worden verhoogd met 10 % ’s jaars van een door Onze Minister te bepalen gedeelte van de kosten dezer technische voorzieningen, voor zover deze kosten het redelijke en gebruikelijke niet overschrijden. Het bepaalde in artikel 9, tweede lid, vindt overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Indien op of na 1 Januari 1954 een gebouwd onroerend goed wordt gesplitst in twee of meer gedeelten welke niet elk afzonderlijk als een gebouwd onroerend goed kunnen worden aangemerkt en ten behoeve van deze splitsing technische voorzieningen zijn aangebracht, kan de huurprijs van het gebouw onroerend goed gedurende een termijn van dertien jaren worden verhoogd met 10 % ’s jaars van de kosten dezer technische voorzieningen, voor zover deze kosten het redelijke en gebruikelijke niet overschrijden en voor zover zij ten laste van de verhuurder komen.

Artikel 16. Onze Minister kan, indien in de gevallen bedoeld in de artikelen 10, 12, tweede lid, 14 en 15 een geringere verhoging dan die, berekend naar 10% ’s jaars aan de huurder in rekening zal worden gebracht, toestaan dat de in de genoemde artikelen bepaalde termijn dienovereenkomstig wordt verlengd.

Artikel 17. Onze Minister kan de huurprijs van een gebouwd onroerend goed bij een met redenen omkleed besluit nader vaststellen, indien de huurprijs van dat gebouwd onroerend goed kennelijk zeer aanzienlijk afwijkt van die van vergelijkbaar gebouwd onroerend goed.

Artikel 18. Onze Minister kan de huurprijs van een gebouwd onroerend goed bij een met redenen omkleed besluit nader vaststellen, indien van de verhuurder lasten worden geheven verband houdende met op of na 1 Januari 1954 getroffen voorzieningen, welke niet aangebracht zijn in of aan het gebouwd onroerend goed, doch door welke naar zijn oordeel niettemin het woongerief — bij woningen — of de gebruikswaarde — bij bedrijfsruimten — geacht kan worden te zijn gestegen.

Artikel 19. (1) Het Besluit bijzondere huurprijzen (Stb. 1950, K 588) treedt buiten werking, behoudens het bepaalde in de volgende leden.

(2) De artikelen 11, 12 en 13 blijven van kracht ten aanzien van vernieuwingen en verbeteringen, als bedoeld in de artikelen 11 en 12, welke zijn tot stand gekomen tussen 1 Januari 1951 en 1 Januari 1954.

(3) De artikelen 14, 16 en 17 blijven van kracht ten aanzien van de kosten van technische voorzieningen, als in die artikelen bedoeld, welke zijn gemaakt tussen 1 Januari 1951 en 1 Januari 1954. De termijn van 10 jaren, gedurende welke de krachtens deze artikelen toegelaten huurverhoging kan worden berekend, wordt nader gesteld op dertien jaren.

(4) Artikel 15 blijft van kracht ten aanzien van verhuringen met gewijzigde bestemming, als in dat artikel bedoeld, welke zijn tot stand gekomen tussen 1 Januari 1951 en 1 Januari 1954.

Artikel 20. Dit besluit kan worden aangehaald als „Besluit bijzondere huurprijzen 1954”. Het treedt in werking op 1 Januari 1954.

Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad

zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 24 December 1953.

JULIANA.

De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting a.i.,

J. ALGERA.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

Uitgegeven de vier en twintigste December 1953.

De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

^^2

BESLUIT van 24 December 1953 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4 van de Huurwet. (Besluit bijzondere huurprijzen Elten 1954.)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting van 8 December 1953, No. 1201624, afdeling Juridische Zaken;

Gelet op artikel 4 van de Huurwet (wet van 13 October 1950, Stb. K 452, gewijzigd bij de wet van 24 December 1953, Stb. 580;

De Raad van State gehoord (advies van 15 December 1953, No. 40);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 22 December 1953, No. 1218959, afdeling Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3a, eerste, tweede en derde lid van de Huurwet is de huurprijs van gebouwd onroerend goed, dat geheel of voor het belangrijkste gedeelte is gelegen in het drostambt Elten, bedoeld in artikel 3 van de Grenscorrectiewet (Stb. 1951, 434): de huurprijs op 31 December 1953.

Artikel 2. Het Besluit bijzondere huurprijzen Elten (Stb. 1952, 457) wordt ingetrokken.

Artikel 3. Dit besluit kan worden aangehaald als „Besluit bijzondere huurprijzen Elten 1954”. Het treedt in werking op 1 Januari 1954.

Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 24 December 1953.

JULIANA.

De Minister van Wederopbouw

en Volkshuisvesting a.i.,

J. ALGERA.

Uitgegeven de vier en twintigste December 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.