getroffen, als bedoeld is in lid 2. De uitbetaling geschiedt zoveel mogelijk overeenkomstig het dienaangaande bij die regeling bepaalde. Indien het gestelde in de vorige zin niet van toepassing is, kan, wanneer geen minnelijke regeling tot stand is gekomen, de bijdrage geheel of gedeeltelijk aan de zakelijk gerechtigde worden betaalbaar gesteld, voorzover het zakelijk recht niet zijn waarde herkrijgt of tot zijn volle waarde herleeft in verband met herstel, heraanschaffing of herbouw door de eigenaar, hetzij uit kracht van de wet of door rechtshandelingen.

4. Indien een zakelijk gerechtigde niet op de wijze, als in lid 1 is omschreven, van zijn recht heeft doen blijken, kan in bijzondere gevallen aan het bepaalde in de vorige leden overeenkomstige toepassing worden gegeven.

5. Ten aanzien van degenen, die ten tijde van het ontstaan van de schade met betrekking tot het verloren gegane of beschadigde goed een belang hadden uit hoofde van een overeenkomst van huurkoop of van koop op afbetaling, dan wel degenen, aan wie het genoemde goed alstoen tot zekerheid was overgedragen, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing. Betaling ingevolge het gestelde in de vorige zin aan een huurverkoper, een verkoper op afbetaling dan wel aan de houder van de schuldvordering, tot zekerheid waarvan het goed was overgedragen, strekt de koper dan wel de debiteur tot kwijting.

Artikel 37. Onze Minister van Financiën stelt regelen omtrent de wijze, waarop de betaalbaarstelling van de bijdrage plaats vindt, ingeval meer dan een persoon rechthebbende is, alsmede omtrent de wijze, waarop bij toepassing van het bepaalde in artikel 36, lid 3, laatste zin, en lid 5, de verdeling van de bijdrage plaats vindt. Deze regelen worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 38. 1. Met betrekking tot hypothecaire schuldeisers, tot zekerheid van wier vordering het beschadigde object ten tijde van het ontstaan van de schade was verbonden, is, in geval het onherstelbare schade aan een gebouwd onroerend goed of schip betreft, artikel 36, leden 1 tot en met 4, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat, indien het bepaalde in lid 2 van dat artikel geen toepassing vindt, Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting bepaalt, in hoeverre de bijdrage dan wel een gedeelte daarvan zal worden aangewend ter algehele of gedeeltelijke voldoening van hetgeen verschuldigd is wegens de hypothecaire vordering.

2. Indien op de schuld wordt afgelost, komt in de eerste plaats voor aflossing in aanmerking de rente, welke ingevolge artikel 1229 van het Burgerlijk Wetboek voorrang geniet.

3. Wordt op de hoofdsom van een schuld, als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig dat lid afgelost, dan zal, zo nodig in afwijking van de tussen partijen geldende overeenkomsten, de rente over het afgeloste bedrag slechts mogen worden berekend tot de dag van aflossing en zullen, zo nodig met gelijke afwijking, geen verdere kosten, onder welke benaming ook, in rekening mogen worden gebracht.

4. Op last van Onze in lid 1 genoemde Minister tekent de bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen bij de hypothecaire inschrijving op verbonden onroerende zaken aan tot welk bedrag ingevolge het bepaalde in lid 1 op de hypothecaire schuld is afgelost, dan wel haalt hij de genoemde inschrijving door, indien volledige aflossing heeft plaatsgevonden.

Artikel 39. Indien een schuldeiser overgaat tot uitwinning, dan wel op grond van een hem verleende volmacht overgaat tot verkoop van een hem verhypothekeerde zaak, waaraan herstelbare schade is toegebracht, zal hij bevoegd zijn de aanspraak van de schuldenaar op de bijdrage aan de koper van de zaak over te dragen, mits:

a. hij te voren de eigenaar schriftelijk heeft aangemaand binnen een redelijke termijn de nodige herstellingen te verrichten en aan de aanmaning niet is voldaan;

b. Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting heeft verklaard, dat hij tegen de overdracht van de bijdrage geen bezwaar heeft.

Artikel 40. 1. Indien door de in artikel 34, lid I, bedoelde comptabele of door het hoofd van een Rampschade-bureau een voorschot is uitbetaald op de te verwachten bijdrage, wordt een dergelijke uitbetaling als een gehele of gedeeltelijke betaling van de bijdrage beschouwd; dit voorschot wordt bij de uitbetaling van de bijdrage in mindering gebracht. Indien het herstel van schade door het Rijk is gefinancierd, worden de kosten daarvan tot ten hoogste het bedrag van de bijdrage als een voorschot op die bijdrage aangemerkt.

2. Indien de rechthebbende van een van Overheidswege daartoe aangewezen orgaan met het oog op de te verwachten bijdrage een krediet heeft genoten, vindt de betaling ten belope van het uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigde bedrag aan dat orgaan plaats. Dit bezigt de aldus ontvangen bedragen tot aflossing, voorzover mogelijk, van het bedoelde krediet en maakt een afrekening op, welke het onverwijld aan de rechthebbende doet toekomen.

3. Het daartoe door Onze Minister van Financiën aan te wijzen orgaan kan op verzoek van de desbetreffende belanghebbende bepalen, dat de bijdrage wordt aangewend tot terugbetaling van hetgeen de rechthebbende op de bijdrage reeds met het oog op die te verwachten bijdrage onder de verplichting tot terugbetaling van derden heeft ontvangen.

Artikel 41. 1. Het daartoe door Onze Minister van Financiën aan te wijzen orgaan kan, indien de desbetreffende belanghebbende zulks per aangetekende brief uiterliik een maand voor de betaling van de bijdrage verzoekt, bepalen, dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt aangewend ter voldoening van hetgeen uitvoerders van werkzaamheden wegens herstel of herbouw, onderscheidenlijk leveranciers van heraangeschafte goederen wegens de genoemde werkzaamheden of de leveranties hebben te vorderen van de rechthebbende op de bijdrage.

2. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot derden, die het herstel, de herbouw of de heraanschaffing hebben bekostigd.

3. Ten aanzien van uitgaven, als bedoeld zijn in artikel 25, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

4. In de gevallen, bedoeld in artikel 36, lid 3, eerste zin, vindt het gestelde in de vorige leden slechts toepassing, nadat met betrekking tot het getroffen pand met de zakelijk gerechtigden, bedoeld in artikel 36, lid 1, en met de hypothecaire schuldeisers, bedoeld in artikel 38, lid 1, een regeling is getroffen, als bedoeld is in artikel 36, lid 2.

Artikel 42. Onze Minister van Financiën is bevoegd aan een belanghebbende op zijn verzoek toe te staan of in bijzondere gevallen ambtshalve te bepalen, dat de hem toekomende bijdrage of het hem toekomende deel van de bijdrage geheel of voor een door Onze genoemde Minister te bepalen gedeelte zal worden besteed tot voldoening van door hem verschuldigde bedragen wegens belastingen.

Artikel 43. Onze Minister van Financiën kan regelen stellen, waarbij wordt vastgesteld in welke volgorde met de belangen van derden en van de Staat wordt rekening gehouden, indien van meer dan een zijde een beroep wordt gedaan op het bepaalde in de artikelen 36 tot en met 42 en de bijdrage niet toereikend is om alle aanspraken volledig te voldoen.

HOOFDSTUK IV Beroep

Artikel 44. 1. Tegen alle beschikkingen en beslissingen van de vaststellende organen, van de hoofden van de Rampschadebureaux en van andere met de uitvoering van deze wet belaste organen kan iedere belanghebbende een beroepschrift indienen bij Onze Minister, onder wie de organen of de hoofden ressorteren.

2. Onze in lid 1 bedoelde Minister beschikt op deze beroepschriften niet dan na het vaststellend orgaan te hebben gehoord.