NOTA VAN TOELICHTING

In de aanvullende memorie van antwoord inzake het ontwerp voor een Wet investeringsrekening (Kamerstukken II, 1977-1978,14377) is het voornemen aangekondigd het heffingensysteem van de Wet selectieve investeringsregeling (Stb. 1974, 95) opnieuw in te voeren. Ten einde aan dit voornemen uitvoering te geven dient het Koninklijk besluit van 6 september 1976 (Stb. 478), waarbij dit heffingensysteem voor het gehele SIR-gebied buiten werking is gesteld, te worden ingetrokken. Hiertoe strekt artikel I van het onderhavige besluit. Voor de redenen, welke er naar ons oordeel toe nopen thans gebruikte gaan maken van de selectieve investeringsheffing als instrument ter bestrijding van de congestie in het SIR-gebied mogen wij verwijzen naar het gestelde in de genoemde memorie.

Aldaar is eveneens reeds vermeld, dat het in de bedoeling lag de selectieve investeringsheffing voor gebouwen te stellen op 15 procent en voor installaties op 8 procent. Dit kan worden bewerkstelligd door de in onderdeel A van artikel II opgenomen wijzigingen van het Tarievenbesluit selectieve investeringsheffing (Stb. 1975,167). De heffingspercentages voor gebouwen en installaties zijn zodanig gekozen, dat daarmede voor het SIR-gebied in liquiditeitstermen het effect van de verhoging van de oorspronkelijk voorziene basispremies op grond van de Wet investeringsrekening voor nieuw te bouwen gebouwen en installaties gecompenseerd wordt. In dit verband achten wij het ook wenselijk de bepalingen van genoemd Tarievenbesluit te doen vervallen, ingevolge welke voor een aantal categorieën van gebouwen de selectieve investeringsheffing slechts de helft bedraagt van het algemeen geldende percentage. Dit is geregeld in onderdeel B van artikel II.

Ten slotte zij er nog op gewezen, dat in artikel 3a, tweede en derde lid, van de Wet selectieve investeringsregeling overgangsbepalingen zijn opgenomen, die van belang zijn in verband met de herinvoering van de selectieve investeringsheffing.

De Minister van Economische Zaken, G. M. V. van Aardenne

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Beelaerts van Blokland