b. de bezoldiging die zij krachtens de op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor hen geldende bezoldigingsregeling in de betrekking onderscheidenlijk betrekkingen van burgemeester, secretaris en ontvanger genoten, een en ander met dien verstande dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 4 van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 van overeenkomstige toepassing is. 2. Indien en zolang de in het vorige lid onder a bedoelde bezoldiging lager is dan die, bedoeld onder b, genieten de in dat lid bedoelde personen een persoonlijke toelage, gelijk aan het verschil. 3. Zolang de in het tweede lid bedoelde toelage wordt genoten, wordt voor de berekening van de vakantieuitkering, de ambtstoelage, de kindertoelage en het bedrag van de inhouding voor het bewonen van een ambtswoning de bezoldiging in de zin van de desbetreffende regeling verhoogd met het bedrag van die toelage. 4. De door de nieuwe gemeente uit te betalen toelage, bedoeld in het tweede lid, en de uit de berekening, bedoeld in het derde lid, voortvloeiende verhoging van de daarin genoemde uitkering en toelagen alsmede het bedrag van de premies en bijdragen die op grond van een wettelijke regeling over die toelagen moeten worden berekend-zulks na aftrek van hetgeen terzake op de betrokkene ingevolge die regeling is verhaald - komen ten laste van Hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.

Artikel 32

Indien het inwonertal van een gemeente zowel op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, als op 1 januari daaraan voorafgaande de grens van een hogere klasse heeft bereikt en dit inwonertal ten gevolge van deze wet beneden die grens daalt, wordt de bezoldiging van de burgemeester, de secretaris en de ontvanger die op de datum van herindeling in functie zijn, met ingang van 1 januari, voorafgaande aan die datum, berekend volgens die hogere klasse.

Artikel 33

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke regeling die ingevolge het bepaalde in artikel 11, eerste lid, vervalt, met dien verstande dat dit personeel voorlopig overgaat in dienst van: a. de nieuwe gemeente Bangert, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door de op te heffen gemeenten Hoogkarspel en Westwoud wordt deelgenomen; b. de nieuwe gemeente Hoorn, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door twee of meer der op te heffen gemeenten Blokker, Hoorn en Zwaag wordt deelgenomen; c. de nieuwe gemeente Noorder-Koggenland, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door twee of meer der op te heffen gemeenten Abbekerk, Midwoud, Opperdoes, Sijbekarspel en Twisk wordt deelgenomen; d. de nieuwe gemeente Obdam, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door de op te heffen gemeenten Hensbroek en Obdam wordt deelgenomen; e. de nieuwe gemeente Opmeer, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door de op te heffen gemeenten Hoogwoud en Opmeer wordt deelgenomen; f. de nieuwe gemeente Stede Broec, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door de op te heffen gemeenten Bovenkarspel en Grootebroek wordt deelgenomen; g. de nieuwe gemeente Wester-Koggenland, voor zover betreft het personeel dat betrokken is bij een regeling, waaraan door twee of meer der op te heffen gemeenten Avenhorn, Berkhout, Oudendijk en Ursem wordt deelgenomen;