NOTA VAN TOELICHTING

In de praktijk is de behoefte gebleken het Besluit van 29 juli 1959, Stb. 303, houdende bepalingen voor de opleiding tot verkeersvlieger aan de afdeling Rijksluchtvaartschool van de Rijksluchtvaartdienst (Besluit opleiding verkeersvliegers), zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 11 augustus 1973, Stb. 426, geheel te herzien.

De laatste jaren werd namelijk als onderdeel van het streven de basis van de Rijksluchtvaartschool te verbreden en de kwaliteiten daarvan in bredere kring ten nutte te maken het opleidingspakket aangevuld met andere opleidingen, zoals de primaire en voortgezette opleiding van vliegers ten behoeve van de Koninklijke Marine, de vlieginstructeursopleiding ten behoeve van de Koninklijke Luchtmacht, de vliegopleiding ten behoeve van de Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie, vliegopleidingen ten behoeve van het buitenland en de theoretische opleiding van adspirant-verkeersleiders.

De ervaringen die gedurende een aantal jaren met deze uitbreiding van de opleidingstaken zijn opgedaan, wettigen thans de conclusie dat de Rijksluchtvaartschool naast de opleiding tot verkeersvlieger in de toekomst blijvend ook andere opleidingen zal moeten kunnen verzorgen. Deze mogelijkheid behoort dan ook in de doelstelling te worden opgenomen en in het opleidingsbesluit tot uitdrukking te worden gebracht.

In het onderhavige ontwerp wordt derhalve, rekening houdende met het bovenstaande, deze doelstelling voorgesteld, die in artikel 1 is opgenomen. Het bepaalde onder a van het eerste lid van dit artikel heeft betrekking op de normale opleiding tot verkeersvlieger, alsmede op de omscholing van reserve-officieren-vliegers van de Koninklijk Luchtmacht tot verkeersvlieger.

Deze militaire vliegers, die bij de Rijksluchtvaartschool worden omgeschoold tot verkeersvlieger, zullen niet voldoen aan de voor de volledige opleiding gestelde toelatingseisen, genoemd in artikel 3, waarbij bepaaldelijk wordt gedacht aan de gestelde leeftijdsgrens.

Het verzorgen van andere luchtvaartopleidingen wordt mogelijk gemaakt door het gestelde onder b en c van het eerste lid van hetzelfde artikel. Deze andere door de Rijksluchtvaartschool te verzorgen opleidingen zullen onderling een verschillend karakter dragen.

Niet alleen qua inhoud van het opleidingspakket, doch ook ten aanzien van de duur van de opleiding, de daaraan verbonden kosten en het al dan niet in internaatsverband, volgen van de opleiding.

Dit betekent dat de voorwaarden, welke aan de opleidingen worden verbonden voor elke opleiding afzonderlijk contractueel zullen moeten vastgelegd. Dit is geregeld in de artikelen 17, derde lid, en 19 van het ontwerp. Door het bijzondere karakter van de luchtvaartopleidingen als bedoeld in het eerste lid onder bene van artikel 1 zijn hierop slechts enkele artikelen van toepassing. Deze artikelen zijn daarom in het derde lid van artikel 1 vermeld.

Met betrekking tot de van de leerlingen te verlangen financiƫle bijdrage als bedoeld in artikel 17 wordt het nodig geoordeeld deze in beginsel, in afwijking van het huidige Besluit opleiding verkeersvliegers, zonder vermelding van bedragen vast te leggen. In de loop der jaren is gebleken dat de aanpassing van de hoogte van deze bijdrage aan het gestegen prijspeil en aan gewijzigde opvattingen over de omvang van de bijdrage te gecompliceerd was. Hetzelfde geldt voor de garantiebepaling als bedoeld in artikel 13. Voorgesteld wordt dan ook deze bedragen afzonderlijk in overeenstemming met de Minister van Financiƫn te doen vaststellen.

In tegenstelling tot het huidige besluit is thans in artikel 3 bepaald, dat zowel mannelijke als vrouwelijke kandidaten in aanmerking kunnen worden genomen voor de toelating tot een volledige opleiding. De gestelde eis, dat de kandidaat ongehuwd dient te zijn, is eveneens komen te vervallen. Met betrekking tot de leeftijd is geen minimum meer opgenomen, daar de kandidaten, die een middelbare schoolopleiding hebben gevolgd, veelal niet jongerzullen zijn dan 17jaar.