B. In verband met het gestelde onder A wordt de bezoldiging van de functionarissen, welke bij Wet van 11 september 1964 (Stb. 387) 4 is geregeld, als volgt herzien: 1. de bedragen f13 909,-en f10 010,-, genoemd in artikel 1, eerste lid, worden gewijzigd in onderscheidenlijk f 13948,- en f 10 141,-; 2. het bedrag f 970,-, genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt gewijzigd in f956,-; 3. de bedragen f 11 623,- en f10010,-, genoemd in artikel 4, eerste lid, worden gewijzigd in respectievelijk f 11 747,-en f 10 141,-.

ARTIKEL X

De in artikel III van Ons besluit van 13 mei 1957, Stb. 159, opgenomen salarisschaal wordt vastgesteld als volgt:

sal. anc. 0 5082 1 5231 2 5379 3 5527 4 5713 5 5899 6 6085

ARTIKEL XI

De in artikel 2, eerste lid, van de Bezoldigingsregeling leerling-verplegenden 1969 5 genoemde bedragen f 1202,- en f 1250,-, worden voor degenen op wie het bepaalde in artikel 7 van de Bezoldigingsregeling leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgenden 1978 (Stb. 227) van toepassing is, nader vastgesteld op onderscheidenlijk f 1219,- en f 1267,-.

ARTIKEL XII

Voor de vaststelling van een vergoeding als bedoeld in de artikelen 6 en 7 van het Verplaatsingskostenbesluit 1962 (Stb. 150) en een uitkering, als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, dan wel artikel 60 van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, worden de in dit hoofdstuk ten aanzien van de bezoldiging aangegeven verhogingen, geacht te zijn ingegaan per 1 januari 1977.

ARTIKEL XIII

Voor zover dit hoofdstuk aanleiding geeft tot het wijzigen van de bedragen der toelagen, toegekend met toepassing van de artikelen 18 en 19 van het Bezoldigingsbesluit, geschiedt zulks door Onze Minister, hoofd van het daarbij betrokken departement van algemeen bestuur, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te geven richtlijnen, en voorzover dit hoofdstuk aanleiding geeft tot het wijzigen van bijzondere regelingen, getroffen met toepassing van artikel 42 van het Bezoldigingsbesluit, geschiedt dit bij gemeenschappelijke beschikking van Onze Minister, hoofd van het daarbij betrokken departement van algemeen bestuur en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken.