dat de vergunning dan ook had moeten worden geweigerd en burgemeester en wethouders van Amsterdam door de vergunning niettemin te verlenen in strijd met het eerdergenoemde artikel 48, eerste lid, onder b, van de Woningwet hebben gehandeld;

Overwegende voorts, dat hoewel het bovengenoemde besluit van burgemeester en wethouders van Amsterdam als datum van het inkomen van de aanvraag om bouwvergunning 31 juli 1973 vermeldt, bij onderzoek is gebleken dat burgemeester en wethouders deze aanvraag hebben beoordeeld als ware deze op 12 december 1972 ingekomen en de aanvraag hebben beschouwd als slechts een «vervolg-aanvraag» op een op laatstvermelde datum door Ballast-Nedam N.V. ingediend verzoek om «voorinformatie»;

dat gelet op het bepaalde in artikel 53, onder a, der Woningwet het verzoek om «voorinformatie» van 12 december 1972 niet kan worden aangemerkt als een aan de wet beantwoordend verzoek om bouwvergunning;

dat daarenboven het evenbedoelde verzoek van 12 december 1972 op 5 februari 1973 is gevolgd door een aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning, welke aanvraag echter op 16 juli 1973 door de aanvraagster, Ballast-Nedam N.V. werd ingetrokken;

dat hierbij nog komt dat dit verzoek betrekking had op de uitbreiding van een bestaand gebouwen dat de aanvraag van 31 juli 1973, ingediend door een andere onderneming, te weten Mackenzie Hill Leiden B.V., betrekking had op het oprichten van een geheel nieuw gebouw voor een enige malen hogere bouwsom, zulks na sloping van het ter plaatse bestaande gebouw;

dat burgemeester en wethouders van Amsterdam derhalve bij de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning van 31 juli 1973 hadden moeten uitgaan van het tijdstip, waarop deze aanvrage was ingekomen;

dat op dit tijdstip voor het betrokken gebied een-op 17 januari 1973 genomen - voorbereidingsbesluit van kracht was, welk besluit binnen één jaar na de dagtekening daarvan is gevolgd door de ter inzage legging van het ontwerp van een bestemmingsplan;

dat derhalve, ook indien burgemeester en wethouders het onderhavige bouwplan - zij het ten onrechte - niet in strijd met het geldende bestemmingsplan hebben geacht, zij nochtans, gelet op het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de Woningwet, de beslissing op de aanvraag hadden moeten aanhouden;

dat burgemeester en wethouders dan ook door de bouwvergunning desalniettemin te verlenen gehandeld hebben in strijd met de wet; dat hun besluit mitsdien niet in stand kan blijven;

Gelet op artikel 185 van de gemeentewet;

De Raad van State gehoord, advies van 19 juli 1978, no. 22;

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers a.i. van 1 augustus 1978, no. 0731934, Centrale Afdeling Juridische Zaken en van 10 augustus 1978, no. B78/2412, Directie Binnenlands Bestuur, Afdeling Wetgeving en Bestuurszaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

vorenbedoeld besluit van burgemeester en wethouders van Amsterdam te vernietigen wegens strijd met de wet.